Oefenen met wat opgaven

Opgave 1.

Leg uit of de volgende reacties redoxreacties zijn:

a] 3 H2S + 2 Al2O3 → 3 H2O + 2 Al2S3

b] 2 FeBr2 + Br2 → 2 FeBr3

c] Pb + PbO2 + 4 H+ + 2 SO42- → 2 PbSO4 + 2 H2O

 

 

Opgave 2.

a] Geef de vergelijkingen van de halfreacties en totaalreactie als joodwater reageert met een oplossing van natriumthiosulfaat.

Bram wil de concentratie jood in 25,00 mL van een oplossing meten door te kijken met hoeveel thiosulfaat dit reageert. Hij voegt 0,0487 M natriumthiosulfaatoplossing toe en vlak voor alle jood op is een beetje zetmeel.

b] Leg uit welke kleuromslag je ziet op het moment dat alle jood op is.

c] Bereken de concentratie jood in Brams oplossing als hij 11,43 mL van de natriumthiosulfaatoplossing heeft toegevoegd als de kleur omslaat.

 

 

Opgave 3.

400 mg van een mengsel van ijzer(II)sulfaatheptahydraat, waarvan een deel van de ijzer(II)ionen is omgezet in ijzer(III)ionen, wordt opgelost in 10 mL water met 10 mL 2 M zwavelzuur. Tamar titreert dit met een oplossing van 0,0523 M kaliumpermanganaat.

a] Geef de vergelijking van het oplossen van ijzer(II)sulfaatheptahydraat in water.

b] Geef met behulp van halfreacties, de vergelijking van de reactie tussen een oplossing van ijzer(II)sulfaat en aangezuurde kaliumpermanganaatoplossing.

c] Leg uit welke kleur ze ziet als alle ijzer(II)sulfaat heeft gereageerd.

d] Bereken het massapercentage ijzer(II)sulfaatheptahydraat in Tamars mengsel als ze 4,81 mL kaliumpermanganaatoplossing heeft toegevoegd als de kleur omslaat.