In de twaalfvingerige darm monden de afvoerbuizen van de lever en de alvleesklier uit. De lever produceert gal. Gal wordt tijdelijk opgeslagen in de galblaas. Via de galbuis wordt gal naar de twaalfvingerige darm gevoerd, als het daar nodig is. De galblaas maakt dus zelf geen gal het is alleen een opslagplaats.
Vetten mengen zich niet met water, maar vormen grote druppels. Gal emulgeert vetten. Dat betekent dat gal grote vetdruppels verdeelt in kleine vetdruppeltjes. De vetten worden door gal niet verteerd. Door het emulgeren wordt alleen het oppervlak van de druppels sterk vergroot. Daardoor zijn de vetten beter bereikbaar voor de verteringssappen. De vetten kunnen daardoor sneller worden verteerd. De alvleesklier produceert alvleessap.
Bedenk waar op onderstaande afbeelding zich de volgende onderdelen bevinden.