Het klimaatsysteem is bedacht door een wetenschapper Wladimir Köppen om een onderscheid te maken van de verschillende klimaten op de wereld. Dit deed hij op basis van de vegetatie (plantengroei) in een gebied. Planten hebben namelijk water (neerslag) en zonlicht (temperatuur) nodig om te groeien. Met deze gegevens kon Köppen achterhalen welke klimaten veel of weinig neerslag hadden en welke hoge of lage temperaturen.
Het klimaatsysteem van Köppen onderscheid vijf type klimaten.
De verschillende klimaten en de verdeling daarvan op aarde is weergegeven in de afbeelding hieronder.
Tropisch klimaat = Een warm klimaat met veel neerslag. Door de hoge temperaturen en veel regen kunnen er veel planten groeien. In een tropisch klimaat vind je dus tropische regenwouden met veel verschillende soorten planten en bomen.
Droog klimaat = Een droog klimaat waarbij niet gelet wordt op de gemiddelde temperaturen maar op de jaarlijkse neerslag. Je hebt twee soorten droge klimaten, namelijk een woestijnklimaat en een steppeklimaat. In beide gebieden groeien amper vegetatie omdat het hier te droog voor is.
Gematigd klimaat = Een klimaat met gematigde temperaturen en gematigde neerslag. Er kunnen hier loofbomen en naaldbomen groeien.
Landklimaat = Een klimaat waarbij het soms erg koud kan zijn en soms erg warm. In de koudere gebieden kunnen alleen naaldbomen groeien, in de warmere gebieden groeien ook loofbomen.
Poolklimaat = Een vrij koud klimaat waarin het voortdurend vrierst. Vegetatie kan hier moeilijk groeien door de kou, alleen mossen kunnen tegen de kou van dit klimaat.