Proef 20: De reactietijd (15 min)

Inleiding

Je hebt het vast weleens meegemaakt: je fietst door een drukke straat en opeens rent iemand vlak voor je de weg op. Geschrokken knijp je de remmen in. Maar hoe snel je ook reageert, het duurt altijd even voordat je fiets begint te remmen. Die tijd tussen zien en remmen noem je de reactietijd.

Doel

Bij deze proef bepaal je hoe groot je eigen reactietijd is.

Nodig

1.      liniaal van 30 cm

Uitvoeren en uitwerken

Werkverdeling

Je voert deze proef met z’n tweeën uit. Leerling 1 is proefpersoon; leerling 2 is de tester. Halverwege de proef wissel je de rollen om.

Uitvoeren

–             Leerling 2 houdt de liniaal bovenaan vast bij het 30 cm-streepje. Leerling 1 houdt duim en wijsvinger rond het 0 cm-streepje. Zie figuur 38.

 

figuur 38 Zo voer je proef 21 uit.

 

–             Opeens laat leerling 2 de liniaal los. De proefpersoon probeert de liniaal zo snel mogelijk met duim en wijsvinger te pakken.

1             Neem tabel 6 over in je schrift.

              Noteer de valafstand in de tabel. Deze afstand kun je direct op de liniaal aflezen.

proefpersoon

valafstand (cm)

reactietijd (s)

leerling 1

 

 

leerling 1

 

 

leerling 1

 

 

leerling 2

 

 

leerling 2

 

 

leerling 2

 

 

tabel 6  de meetgegevens van proef 4

 

–             Doe deze proef in totaal drie keer. Wissel daarna de rollen om. Doe de proef nu drie keer met leerling 2 als proefpersoon.

Uitwerken

2            Zie figuur 39.
              Lees bij elke valafstand de bijbehorende reactietijd af.
              Noteer de reactietijd in de derde kolom van de tabel.

figuur 39 het verband tussen de valafstand en de reactietijd

3            Reken hieronder de gemiddelde reactietijd uit:

a             van leerling 1.

b            van leerling 2.

 

4             Het is vaak belangrijk dat je een korte reactietijd hebt. Noteer een situatie waarin dat belangrijk is:

a             in het verkeer.

b            in de sport.