Je kunt bij het bepalen van een hoeveelheid stof naar de massa kijken of naar het volume. In de supermarkt vind je bijvoorbeeld pakken met 1 L melk, maar ook pakken met 1 kg suiker. Ook in recepten worden volume- en massa-eenheden vaak door elkaar gebruikt. Dan staat er bijvoorbeeld: “Voeg 250 g champignons en 100 mL water toe.”
Bekijk de video over massa en volume:
Bij deze proef ga je van vier rechthoekige voorwerpen het volume en de massa bepalen.
1. vier verschillende blokjes
2. liniaal of geodriehoek
3. weegschaal
1 Neem tabel 6 over in je schrift.
Noteer in kolom 1 van welk materiaal elk blokje gemaakt is.
– Meet hoe lang de zijden van de blokjes zijn (in centimeter).
2 Zet je meetgegevens in de tabel.
3 Bereken het volume van elk blokje met de formule V = l · b · h.
Rond het antwoord af op een geheel getal en noteer dit in kolom 5.
– Bepaal de massa van elk blokje met de weegschaal.
4 Noteer de massa van de blokjes in de laatste kolom van de tabel.
voorwerp |
lengte |
breedte |
hoogte |
volume |
massa |
1 |
|
|
|
|
|
2 |
|
|
|
|
|
3 |
|
|
|
|
|
4 |
|
|
|
|
|
tabel 6 de meetresultaten van proef 5