Proef 10: Water koken (30 min)

Inleiding

Als je een stof verwarmt, gaat de temperatuur van die stof stijgen. Dat zie je bijvoorbeeld als je water aan de kook brengt voor een kop thee.

Doel

Bij deze proef ga je zelf onderzoeken hoe de temperatuur verandert. De onderzoeksvraag luidt: Hoe verandert de temperatuur van water als je het water aan de kook brengt?

Nodig

1.      bekerglas

2.      thermometer

3.      stopwatch

4.      brander

5.      driepoot

6.      gaasje

7.      lucifers/aansteker

8.      werkblad 3-4

Uitvoeren en uitwerken

Werkverdeling

Deze proef doe je in tweetallen:

–             Leerling 1 leest de temperatuur af op de thermometer.

–             Leerling 2 houdt de tijd bij en noteert de meetresultaten.

Voorbereiden

–             Doe precies 100 mL water in het bekerglas. Maak daarna de opstelling die in figuur 40 is            getekend.

figuur 40 de opstelling van proef 10

 

1             Neem tabel 5 over in je schrift.
              Noteer de temperaturen die je afleest, in de tabel.

tijd (min)

temperatuur (ºC)

0,0

 

0,5

 

1,0

 

1,5

 

enz.

 

tabel 5 de meetresultaten van proef 10

 

–             Meet de begintemperatuur van het water.

–             Steek de brander aan zoals je dat hebt geleerd. Draai de gasregelknop half open.

–             Draai de luchtregelknop zover open dat je een vlam krijgt die rustig brandt (zonder veel       lawaai te maken).

–             Schuif de brander onder het bekerglas op de driepoot (figuur 40).

–             Lees om de dertig seconden de thermometer af. Houd het reservoir van de thermometer    tijdens het meten ongeveer 1 cm boven de bodem van het bekerglas.

–             Op een gegeven moment gaat het water koken.
              Doe daarna nog vier metingen.

–             Doe de brander uit na de laatste meting.

 

2             Waaraan kon je zien dat het water kookte?

–             Bekijk hoeveel water er nog in het bekerglas zit.

3             Is er water uit het bekerglas verdwenen? Zo ja, waar is dat water gebleven?

Uitwerken

4            Pak werkblad 3-4 erbij. Teken daarop de grafiek van deze proef.

a             Teken eerst je meetresultaten in als een serie punten. Zie vaardigheid 13 achter in het boek (vraag je docent).

b            Trek daarna een vloeiende lijn die zo goed mogelijk bij de meetpunten aansluit. Je mag dus niet met een liniaal de punten één voor één met elkaar verbinden.