Lees de volgende theorie voordat je de opdrachten maakt:
210, 211, 217, 220, 226, 227, 228, 231, 241, 274
Opdracht 12 (schoolopdracht! - Praktijkopdracht)
A) Verzamel folders die huis-aan-huis worden verspreid. Knip uit de folders vijf hoofdartikelen. Plak de vijf hoofdartikelen op een vel papier. Schrijf achter elk artikel de namen van twee bijverkoopartikelen op.
B) Verzamel folders die huis-aan-huis worden verspreid. Knip uit de folders vijf bijverkoop artikelen. Plak de vijf bijverkoopartikelen op een vel papier. Schrijf achter elk artikel de naam van het hoofdartikel op.
C) Verzamel folders die huis-aan-huis worden verspreid. Knip uit de folders vijf follow-upartikelen. Plak de vijf follow-upartikelen op een vel papier. Schrijf achter elk artikel de naam van het hoofdartikel op.
Plak een foto van de collages in je portfolio als bewijs van de praktijkopdracht.
D) Geef antwoord op de volgende vragen
1. Wat is assortiment?
2. Welke artikelen kun je in een assortiment van een schoenenzaak vinden? Schrijf vier voorbeelden op.
3. Wat is het verschil tussen een kernassortiment en een randassortiment? Geef een voorbeeld.
4. Noem twee winkels waar directe verkoop plaatsvinden.
5. Wat is een artikelgroep?
Opdracht 13
Bedenk bij ieder hoofdverkoopartikel een bijverkoopartikel en een follow-upartikel. Neem dit schema over in jouw schrift en vul in.
Hoofdverkoopartikel |
Bijverkoopartikel |
Follow-upartikel |
||
zaklantaarn |
|
|
||
vulpen |
|
|
||
schoenen |
|
|
||
fiets |
|
|
|
|
walkman |
|
|
||
stofzuiger |
|
|
|
|
koffiezetapparaat |
|
|
||
fototoestel |
|
|
|
|
planten |
|
|
||
computer |
|
|
||
Opdracht 14
A)Om extra artikelen te verkopen zet je een speciale presentatie in de winkel. Hoe noem je zo’n presentatie?
B)Het doel van deze presentatie is het zorgen voor 'impulsaankopen'. Wat zijn dat?
Opdracht 15
A) Neem onderstaand lijstje over en schrijf achter ieder begrip de uitleg.
B) Schrijf nu van iedere display een voorbeeld op. Welke artikelen zou jij presenteren met welke display?
1. Massadisplay
2. Combinatiedisplay
3. Toonbankdisplay
4. Kopdisplay
5. Eilanddisplay
Opdracht 16
A) Wat is een attentiewaarde?
B) Geef een voorbeeld van een presentatie met een grote attentiewaarde.
C) De attentiewaarde van presentaties kun je vergroten door eyecatchers. Geef aan wat je verstaat onder eyecatchers.
D) Geef twee voorbeelden van eyecatchers.
E) Welke artikelen worden in een vitrine gepresenteerd?
Opdracht 17
Een andere belangrijke plek waar artikelen gepresenteerd worden is de etalage.
A. Een etalage is het visitekaartje van de winkel. Wat betekent dit?
B. Een etalage moet 'stop kracht' hebben. Wat betekent dit?
C. Welke verschillende soorten etalages zijn er?
D. Wat zijn de belangrijkste verschillen tussen de etalages?
Opdracht 18
Je hebt branches waar je extra aandacht aan de artikelpresentatie moet besteden
A) Schrijf vijf van die branches op.
B) Waarom moet je juist zoveel aandacht besteden aan presentaties in deze branches?
Opdracht 19
Winkels richten zich met hun artikelen op een bepaalde groep mensen. Deze mensen zijn geïnteresseerd in de verkochte artikelen; de doelgroep. Een exclusieve herenmodezaak richt zich op mannen met een hoog inkomen. Op welke groep mensen richten de volgende winkels zich?