Taak 2

Lees de volgende theorie uit je boek voordat je de opdrachten maakt:

242, 244, 245, 249, 255, 257, 271, 273, 275

Opdracht 7

A) Er zijn drie soorten bedieningssystemen. Welke drie zijn dat?
B) Welke bedieningsvorm zou jij kiezen voor:

Supermarkt, juwelier, slagerij, bouwmarkt, drogisterij, speelgoedzaak, dure schoenenzaak Kledingboetiek, telefoonwinkel, boekenwinkel.

C) Kies drie winkels uit het lijstje uit opdracht b en vertel waarom je voor deze drie winkels juist deze bedieningsvorm hebt gekozen?


Opdracht 8

A)Wat is een routing?

B)Wat is een lay-out?


Opdracht 9

Je wilt een lay-out voor een winkel maken. Je moet dan weten wat er in die winkel komt te staan. Je maakt hiervoor een lijstje met punten. Met deze punten moet je rekening houden als je gaat ontwerpen. Hieronder staat een lijstje met punten. Welke punten vind jij belangrijk voor het maken van een routing van een kledingwinkel. Schrijf op welke van de onderstaande punten jij belangrijk vind.

1.       De plaats van de kassa (of kassa's)                        

2.       De in- en uitgang

3.       Brede looppaden

4.       De plaats van versgroepen

5.       Het overzicht over de winkel

6.       Informatie- of servicebalie

7.       Emballage loket of de flessena utomaat

8.       De diepvriesafdeling

9.       De plaats voor speciale presentaties

10.   Het zicht op de klant als hij binnenkomt

11.   Diefstalpreventie

12.   Een zitje of koffiehoekje

13.   Een speelhoekje voor de kinderen

14.   De paskamers

15.   De plaats voor de winkelwagentjes

16.   De plaats voor de paktafel en tasjesautomaat

17.   De snelkassa

 

Opdracht 10 (praktijkopdracht)
Open deze link: http://nl.floorplanner.com/signup/.

A) Log in met je eigen e-mailadres en verzin een wachtwoord.
B) Teken de plattegrond van een horeca gelegenheid die jij goed kent.
C) Sla dit project op en maak foto's van je eindproduct in 3D, plak deze in je portfolio als praktische opdracht.

Opdracht 11
A) Hoe noem je een plek in de winkel waar veel klanten komen?
B) Een winkel heeft verkoopsterke en verkoopzwakke zones. Wat is een verkoopsterke zone?
C) Geef een voorbeeld van een verkoopsterke zone in een winkel.
D) Wat is een verkoopzwakke zone?
E) Geef een voorbeeld van een verkoopzwakke zone?