Middeleeuwse Literatuur

In de Duitse literatuur wordt er over drie periodes in de Middeleeuwen gesproken.

Hieronder vind je een korte vogelvlucht van de Duitse Literatuur in de Middeleeuwen.

De Vroege Middeleeuwen, Frühes Mittelalter

 

Er zijn uit de vroege Middeleeuwen slechts weinig ‘Duitse’ teksten overgebleven. In eerste instantie werden teksten mondeling overgeleverd, maar gelukkig zijn enkele teksten bewaard gebleven omdat ze werden opgeschreven. Schrijven kon alleen de geestelijkheid en die schreef vrijwel uitsluitend in het Latijn. Monniken in kloosters schreven veelal christelijk-religieuze teksten over, zoals de bijbel en gebeden. Soms vertaalden ze deze Latijnse teksten ook naar de volkstaal, zoals bijvoorbeeld het gebed Vater Unser (Onze Vader).

Omdat ze deze probeerden te vertalen naar het dialect dat in hun omgeving werd gesproken, ontstonden er verschillende versies. De taal waarin men schreef, noemt men het Oudhoogduits (Althochdeutsch). De weinige niet-christelijke teksten die bewaard zijn gebleven, getuigen van het Germaans-heidense tijdperk.

Het ‘Onze Vader’ uit het klooster van Sankt Gallen in Zwitserland uit de achtste eeuw:

Fater unseer, thû pist in himile,
uuihi namun dînan,
qhueme rihhi dîn,
uuerde uuilo dîn,
sô in himile sôsa in erdu.
prooth unseer emezzehic kip uns hiutu,
oblâz uns sculdi unseero,
sô uuir oblâzêm uns sculdikêm,
enti ni unsih firleiti in khorunka,
ûzzer lôsi unsih fona ubile.
Onze Vader die in de hemel zijt,
Uw naam worde geheiligd,
Uw koninkrijk kome.
Uw wil geschiede, op aarde
zoals in de hemel.
Geef ons heden ons dagelijks brood.
En vergeef ons onze schulden
zoals ook wij onze schuldenaars vergeven.
En leid ons niet in verzoeking,
maar verlos ons van de boze.

Oud-Germaanse teksten

Naast christelijke teksten zijn er ook oud-Germaanse gedichten overgeleverd, zoals het heldendicht Hildebrandslied (± 765) en de Merseburger Zaubersprüche (Toverspreuken) uit de negende eeuw. Kenmerkend voor oud-Germaanse gedichten zijn stafrijm, ook wel alliteratie genoemd. Niet de laatste woorden van verschillende zinnen rijmden – zoals wij vaak een gedicht herkennen – maar opeenvolgende woorden begonnen vaak met dezelfde klank. In het Nederlands bijvoorbeeld heerlijk, helder of achter alles.

Het Hildebrandslied is een fragment van een heldendicht over een vader en zoon die tegen elkaar vechten. De zoon weet niet dat het zijn eigen vader is, tegen wie hij het opneemt. Zeer waarschijnlijk heeft het lied een tragisch einde: de vader doodt de zoon.

De Tweede Merseburger Toverspreuk is een bezweringsformule met een epische (vertellende) inleiding over een paard, dat zijn voet verstuikt heeft. De Germaanse goden Wodan, Phol en Freya spelen een rol in het gedicht. De naam Merseburg komt van de gelijknamige stad in Duitsland.

 

Fragment van het Zweiter Merseburger Zauberspruch

Fragment van de Zweiter Mereseburger Zauberspruch.

 

Tekstvoorbeeld: Zweiter Merseburger Zauberspruch

Phol ende uuodan uuorun zi holza.
du uuart demo balderes uolon sin uuoz birenkit.
thu biguol en sinthgunt, sunna era suister;
thu biguol en friia, uolla era suister;
thu biguol en uuodan, so he uuola conda:sose benrenki, sose bluotrenki,
sose lidirenki:
ben zi bena, bluot zi bluoda,
lid zi geliden, sose gelimida sin.
Phol en Wodan reden door het bos.
Daar verstapte het paard van Phol zich.
Daar bezwoer hem Sinthgunt, de zus van Sunna.
Daar bezwoer hem Freya, de zus van Volla.
Daar bezwoer hem Wodan, zoals alleen hij het kon:Zoals het breken van een bot, zoals het vergieten van bloed,
zoals het verzwikken van een ledemaat:
bot aan bot, bloed aan bloed, ledemaat aan ledemaat, alsof ze verlijmd
waren.(Vertaling E. de V.)

 

 

Hoge Middeleeuwen, Hohes Mittelalter

 

Rond de elfde eeuw kwam het ridderwezen in Europa op. Dat veranderde ook de literatuur, waarin ridderlijke deugden als avontuur, moed, daadkracht, trouw en liefde een belangrijke rol gingen spelen. Deze literatuur wordt ‘hoofse’ literatuur genoemd. De dichters trokken langs de verschillende adellijke hoven en droegen daar hun werken voor, veelal begeleid door muziek.

Vanwege de grote hoeveelheid bewaard gebleven werken en de hoge literaire kwaliteit ervan geldt deze periode als het eerste hoogtepunt van de Duitse literatuur. De taal waarin geschreven werd, heet het Mittelhochdeutsch, Middelhoogduits.

De tijd van de ridders is nog steeds een bron van inspiratie. In allerlei Duitse steden vinden voor liefhebbers van de geschiedenis en voor toeristen historische ridderspelen plaats.

Ridderromans

Mede door de kruistochten, die bedoeld waren om het Heilige Land uit handen van de moslims te houden, komen de ridders in contact met verschillende culturen. In de literatuur is dat merkbaar door de ridderepen (het meervoud van “epos”, een heldendicht) die gebaseerd zijn op de stof van de Keltische vorst Koning Arthur en zijn ridders van de ronde tafel. Een ander belangrijk voorbeeld was de Franse schrijver Chrétien de Troyes (tweede helft twaalfde eeuw) die prachtige verhalen schreef over o.a. Lancelot en Perceval.

Belangrijke Duitse ridderepen waren Parzival (1200-1210) van Wolfram von Eschenbach, Tristan und Isolde (rond 1210) van Gottfried von Straßburg en Erec (rond 1190) van Hartmann von Aue.

 

Minnezang

 

De hoofse literatuur kende naast de ridderepen ook de minnezang. Minne staat voor hoge liefde, de hartstocht voor een onbereikbare, adellijke dame. De bekendste minnezanger was Walther von der Vogelweide.

 

 

 

 

 

Late Middeleeuwen, Spätes Mittelalter

 

Historische achtergrond

Historische handelsroute van de Hanse

Aan het einde van de middeleeuwen verliest het ridderdom aan betekenis en wordt de burgerij in de steden steeds belangrijker. De steden groeien en vormen binnen het Duitse rijk een steeds grotere machtsfactor. Vooral zogenaamde Freie Reichsstädtezoals Regensburg, Neurenberg, Keulen, Augsburg, Straatsburg en Bazel worden aan het eind van de middeleeuwen belangrijke economische centra.

Deze steden zijn binnen het Duitse rijk – das Heilige Römische Reich deutscher Nation (911 – 1806) – direct onder de keizer gesteld. Ze zijn geen verantwoording schuldig aan zogenaamde Landesfürsten, ze hoeven geen troepen te leveren aan het rijk en genieten bijzondere economische voordelen. Daarnaast verwerven ze een soort kiesrecht, want ook zij – naast de vorsten en aartsbisschoppen – kunnen meebepalen wie de Duitse keizer wordt als er een nieuwe moest worden gekozen. Deze vorsten kregen de titel Kurfürst (in het Nederlands keurvorst van keur, afgeleid van kiezen, namelijk het kiezen van de koning en de keizer).

Hanse

Een andere belangrijke plaats binnen het Duitse rijk nemen steden als Bremen, Hamburg, Lübeck, Rostock en Wismar in. Zij maken deel uit van de Hanse, een handelsverbond van steden rondom de Oost- en de Noordzee. Ook Nederlandse steden als Zwolle, Kampen, Deventer en Zutphen zijn lid van de Hanse. Al deze steden komen aan het eind van de middeleeuwen tot grote bloei die niet alleen economisch van aard is. Ook op politiek en cultureel vlak gaan deze steden een vooraanstaande rol spelen. Het woord Hanse vind je nu nog terug in het woord Lufthansa, een grote vliegmaatschappij. De oorsprong van dit woord is eigenlijk niet duidelijk. Misschien gaat het terug op woorden die iets betekenen als ‘gemeenschap’, ‘groep’.

Door de groei van de handel werden de rijkere burgers invloedrijker. Omdat zij konden lezen en schrijven konden ze kennis nemen van de eerste gedichten en verhalen die dankzij de boekdrukkunst verschenen.

 

Volksboeken

Johannes Gutenberg vond de boekdrukkunst uit. Er zijn geen portretten van hem uit die tijd, maar zo werd hij achteraf afgebeeld.

De voorliefde voor realistische vertellingen neemt toe. Deze vaak rauwe realistische voorstellingen vindt men voornamelijk in de zogenaamde volksboeken.

Volksboeken zijn riddervertellingen in populaire vorm en volksverhalen over bijvoorbeeld Till Eulenspiegel en Doctor Faustus. De taal waarin geschreven werd, heet het Frühneuhochdeutsch.

Door de uitvinding van de boekdrukkunst door Johannes Gutenberg, rond het jaar 1450, werden deze boeken ook gedrukt en konden zo sneller dan ooit verspreid worden.

Het belang van deze uitvinding zou je kunnen vergelijken met de uitvinding van het internet. Maar voorlopig kon het grootste deel van de bevolking op dat moment nog niet lezen of schrijven.

 

Meistersinger

https://commons.wikimedia.org/wiki/File:Hans_Sachs_Denkmal_N%C3%BCrnberg_DSCF2894.jpg

Een bijzondere vorm van poëzie in de late middeleeuwen is de zogenaamde ‘Meesterzang’, in het Duits Meistersang. Wat de vorm betreft is het een voorzetting van de hoofse minnezang al speelt de liefde een ondergeschikte rol. Veeleer is er bij het Meistergesang sprake van didactische lyriek wat betekent dat men er een boodschap in verwerkte: de mensen moesten er wat van opsteken. Het waren handwerkslieden die in Meistersingschulen, (meesterzangscholen) deze vorm van ‘onderwijzende poëzie’ schreven. Regelmatig namen zij deel aan wedstrijden, waarin de liederen zo foutloos mogelijk en volgens de regels voorgedragen moeten worden.

De beroemdste vertegenwoordiger van het Meistersang was de schoenmaker Hans Sachs uit Nürnberg, die bovendien bekend werd door zijn kluchtige Fastnachtspiele, ontstaan uit de carnavalsoptochten. Deze Fastnachtspiele waren de voorloper van het wereldlijke drama. De componist Richard Wagner (1813 – 1883) nam de Meistersinger tot onderwerp van zijn muziekdrama Die Meistersinger von Nürnberg (1867).

➜ Maak een verslag per periode, waarin de kenmerken staan van die periode.
➜ Zet dit in   Egodact met de naam Duitse literatuur in de Middeleeuwen.