Zouten bestaan uit zowel metaalatomen als niet-metaalatomen. Ze hebben een hoog smelt- en kookpunt en geleiden alleen stroom in de vloeibare fase.
Het bekendste zout is keukenzout, maar ook roest en gips zijn voorbeelden van zouten.
Zouten op microniveau
Wanneer je kijkt naar een zout op microniveau, dan zitten de metaalatomen en de niet-metaalatomen om en om gerangschikt in een regelmatig patroon. Dit regelmatige patroon, wordt een ionrooster genoemd. Het rooster wordt bij elkaar gehouden door een sterke aantrekkende kracht, die ionbinding heet.
Een zout op macro- en op microniveau
Naamgeving van zouten
Zouten zijn altijd ontleedbare stoffen (verbinding) van een metaalatoom en een niet-metaalatoom. De naam van een zout is een combinatie van de namen van de atoomsoorten die in het zout voorkomen. Waarbij het metaalatoom altijd als eerste genoemd wordt, gevolgd door de naam van het niet-metaalatoom. De naam van het ‘tweede atoomsoort’ (het niet-metaalatoom) krijgt echter wel een andere uitgang: -ide.
Keukenzout heeft de formule NaCl en heet dus natriumchloride. Het verbrandingsproduct van ijzer is FeO en heet ijzeroxide.
In de tabel hieronder zie je een aantal atoomsoorten die vaak als tweede atoomsoort voorkomen.
Samengevat: