Deze webquest is gemaakt voor kinderen uit de middenbouw en sluit aan bij kerndoel 38: "De leerlingen leren hoofdzaken over geestelijke stromingen die in de Nederlandse multiculturele samenleving een belangrijke rol spelen, en ze leren respectvol om te gaan met seksualiteit en met diversiteit binnen de samenleving, waaronder seksuele diversiteit".
Het gaat in deze webquest vooral over sociale en culturele verschillen, overeenkomsten, kenmerken en uitingen.
Voor de ontwikkeling van de lessenserie heb ik de volgende literatuur geraadpleegd:
Kopmels, T. (2020). Verhalen vertellen en vragen stellen. Groningen: Noordhoff.
Schepper, J. de (2017). Levensbeschouwing ontwikkelen. Amersfoort: Kwintessens.
In bovenstaande boeken staan meerdere visies op levensbeschouwelijke ontwikkeling:
Volgens Fowler (die zijn levensbeschouwelijke visie heeft gebaseerd op Kohlberg en Erikson) zitten kinderen in de leeftijd van 6/7-11/12 in de Mythisch-letterlijke fase. Ze houden van verhalen met fantasie en symboliek en denken concreet-operationeel. Het verhaal van de Goudschepper waarmee opdracht 1 start, past hier goed in. De eigen verbeelding wordt ingetoomd en hun eigen ervaring wordt concreter en realistischer. Ze hebben allemaal meerdere keren Oud en Nieuw meegemaakt, waardoor het thema aansprekend is. Ook verwacht ik dat ze het dilemma rond vuurwerk interessant zullen vinden.
Volgens Egan zitten kinderen van 7-14 jaar in de Romantische fase.
Ze gaan feiten onderscheiden van fictie en houden van spannende verhalen met een duidelijk plot. Ook hier sluit het verhaal van de Goudschepper goed bij aan.
Ze begrijpen hun eigen emoties beter, leren de emoties van anderen beter begrijpen en leren emoties benoemen. Daar passen de opdrachten over gevoel goed bij en in deze opdracht kunnen ze oefenen met het verwoorden van emoties. Bijvoorbeeld opdracht 1, stap 3: wat voor gevoel geeft vuurwerk jou?
Kohlberg heeft de morele ontwikkeling in kaart gebracht. De kinderen uit mijn groep zitten in de leeftijd 7-10 jaar. Tot ca. 9 jaar zitten kinderen op pre-conventioneel niveau en willen ze de regels toepassen, maar kijken ze nog erg vanuit ik-perspectief. Ik verwacht dan ook dat een aantal kinderen vuurwerk niet willen verbieden, omdat ze het zelf zo leuk vinden. De vraag is of ze zich al voldoende in anderen kunnen inleven of aan het milieu of de veiligheid kunnen denken. De meeste kinderen uit mijn groep zitten nog op het pre-conventionele niveau. Een enkeling zit al op het conventionel niveau (va 9 jaar - puberteit) en denkt niet meer alleen vanuit ik-perspectief, maar zorgt ook voor een ander. Hier ontwikkelen ook de univereel morele principes zich. Dit zal in het debat mooi naar voren komen.
Erikson onderscheidt verschillende fases van identiteitsontwikkeling. In mijn groep (niveau 3/4/5) zitten ze in de fase: Arbeidzaamheid-minderwaardigheid. De nadruk op school ligt vooral op het aanleren van vaardigheden zoasl lezen, schrijven en rekenen(lezen, schrijven en ze hebben ze intensief contact met leeftijdsgenootjes. Tijdens de opdrachten is er ook intensief contact omdat er veel klassikaal of in kleine groepjes gesproken, nagedacht en samengewerkt wordt.
In de middenbouw kan het leesniveau erg verschillend. Daarom zijn er ook gesproken en audiovisuele elementen in de webquest opgenomen. Bij het samenstellen van de tweetallen/ viertallen is het raadzaam om een sterke lezer bij een wat zwakkere leerling te plaatsen zodat alle opdrachten goed begrepen worden.
Ik heb gekozen voor het thema rituelen rond Oud en Nieuw. Ik wil dat ze ervaren waar ze blij van worden met Oud en Nieuw, dat dit anders kan zijn dan waar je klasgenoten blij van worden. Ook wil ik stilstaan bij het dilemma rondom vuurwerk. Kinderen laten beargumenteren waarom ze voor of tegen zijn.Verder wil ik ze laten onderzoeken welke rituelen andere landen gebruiken en ze daar een mening over laten vormen. Tot slot tekenen en schrijven ze hun ideale oud en nieuw over 10 jaar o scratchpapier. Stapsgewijs ontdekken ze zo wat ze belangrijk vinden rondom Oud en Nieuw, rekening houdend met hun eigen normen en waarden. De kinderen werken aan verschillende basisvaardigheden tijdens de 3 opdrachten. Die worden hieronder per opdracht toegelicht. Ik heb hiervoor de tabel voor het ontwerpen van lessen gebruikt van de Schepper (2017, blz 154/155) . Elke opdracht heeft een afzonderlijk doel.
Om de kinderen actief betrokken te houden bij de opdrachten is er afgewisseld tussen werkvormen waarin gewerkt wordt met hoofd/ hart en handen zoals geadviseerd wordt door de Schepper (2017). Op deze manier wordt de levensbeschouwing optimaal ontwikkeld.
Bij alle opdrachten is er voor elke leerling een chromebook en koptelefoon nodig.
Opdracht 1 (ca. 40 minuten inclusief verhaal)
Benodigd (materiaal):
Stap 1
Na het voorlezen van het verhaal wordt klassikaal besproken welke rituelen in het verhaal naar voren komen. Daarna kun je klassikaal op het digibord de rituelen rondom Oud en Nieuw noteren.
Bij stap 2 kijken de kinderen een filmpje van 3 minuten over waarom Oud en Nieuw gevierd wordt.
Bij stap 3 noteren de kinderen waar ze blij van worden met Oud en Nieuw. Deze gevoelens worden Klassikaal besproken en overeenkomsten/verschillen komen aan het licht.
Stap 4 Deel de klas in groepjes van 4 en laat elke groep een mindmap maken over vuurwerk.
NB Een voorbeeld van een Mindmap over oliebollen is te bekijken bij stap 4 voor de kinderen die niet goed weten wat een mindmap is.
Stap 5 Na het maken van de mindmap wordt klassikaal gesproken over de vraag of vuurwerk verboden moet worden. Kinderen die het eens zijn kunnen gaan staan. Kinderen die oneens zijn kunnen blijven zitten. Deel de groep in voor- en tegenstanders en laat een aantal kinderen beargumenteren of ze voor of tegen zijn.
Na de argumenten mogen kinderen naar de andere groep lopen als ze van mening zijn vernanderd. Gebeurt dit ook?
Bij deze opdracht wordt daardoor gewerkt aan de volgende aspecten en vaardigheden:
Het doel van deze opdracht
Bij deze opdracht ervaren ze de verschillende manieren waarop Oud en Nieuw gevierd wordt en ze worden zich ervan bewust dat ze andere dingen fijn of belangrijk kunnen vinden dan hun klasgenoten. Tevens leren ze dat je van mening kunt veranderen door te luisteren naar hoe anderen ergens tegenaan kijken.
Opracht 2 (ca. 35 minuten)
De schepper (2017) stelt dat de kennis van levensbeschouwelijke tradities noodzakelijk is om levensbeschouwing te ontwikkelen. Daarom laat ik de kinderen ook rituelen uit andere landen onderzoeken S(stap 2) en staan we stil bij onze gevoelens rondom rituelen. Ook luisteren we naar het gevoel of de mening van anderen (stap 3)
In het boek van de Schepper (2017) komt ook naar voren dat verwonderen het begin van levensbeschouwing is, en dat dit ertoe leidt dat je vragen gaat stellen bij ervaringen. Hier wordt bij stap 1 aan gewerkt.
Benodigd (materiaal):
Stap 1 De kinderen zien 6 foto''s die horen bij rituelen uit andere landen. Sta samen stil bij de 2e foto met de beren.Toon eventueel deze foto op het digibord. Wat voor ritueel zou dit kunnen zijn en waarom zouden ze dit doen? Bespreek dit klassikaal
Stap 2 De kinderen leren onderzoeken welke rituelen andere landen gebruiken. Ze ontdekken dat bronnen geschreven kunnen zijn, maar ook gesproken of audiovisueel.
Stap 3 Deel het werkblad uit en laat de kinderen de rituelen beoorelen met cijfer 1 tot 10. Daarna bespreken ze in tweetallen waarom ze een hoog/laag cijfer hebben gegeven. Ze redeneren en luisteren naar elkaar. Ze mogen achteraf het cijfer aanpassen.
Stap 4 afsluiting. Bespreek klassikaal wat kinderen het mooiste ritueel vinden en waarom. Ook kun je stilstaan bij welk ritueel ze raar vinden en waarom.
Bij deze opdracht wordt daardoor gewerkt aan de volgende aspecten en vaardigheden:
Het doel van deze opdracht: Kinderen ervaren hoe ze anders naar foto's kunnen kijken en dat je er verschillende meningen/ gevoelens bij kunt hebben. Ook worden ze zich ervan bewust dat een mening kan veranderen wanneer je op een andere manier ergens naar kijkt. Ze leren bronnen opzoeken en ontdekken dat je verschillende soorten bronnen kunt onderzoeken: / visueel/ audio/ audio-visueel.
Opdracht 3 (ca. 30 minuten)
Bij opdracht 3 ontwerpen kinderen op basis van hun ontwikkelde kennis en vooral hun gevoel hoe Oud en Nieuw er volgens hen over 10 jaar uit moet zien. Ik heb hiervoor gekozen omdat emotie een vorm van waarnemen is die belangrijk is voor levensbeschouwing."Het gevoel is bepalend voor de diepgang van de menselijke ervaring." (De Schepper, 2017, blz 103)
Benodigde (materiaal):
Stap 1: Kinderen luisteren naar liedje om weer even in de stemming van Oud en Nieuw te komen.
Stap 2: De kinderen geven op een creatieve manier uiting aan hun ideale Oud en Nieuw over 10 jaar. Wanneer kinderen vastlopen kun je ze helpen herinneren aan opdracht 1 en 2. Wat vond je belangrijk aan de rituelen (gezondheid/milieu/gezelligheid/ traditie/ veiligheid/ geld enz.) Welke ideeën heb je opgedaan? Wat voelt goed voor jou?
Stap 3 Maak tweetallen en laat de kinderen elkaar vertellen over hun ideale Oud en Nieuw over 10 jaar. Nadat ze goed hebben geluisterd en gekeken naar het kunstwerk vertellen ze wat ze het mooiste / beste vinden.
Stap 4 Afsluiting van het thema met terugblik op wat er geleerd is. Daarna kunnen de kinderen die durven hun ideale Oud en Nieuw presenteren aan de groep.
Bij deze opdracht wordt daardoor gewerkt aan de volgende aspecten en vaardigheden:
Het doel van deze opdracht:
Na alle opgedane kennis en gevoelens op een creatieve manier (op scratchpapier) uiten hoe Oud en Nieuw er over 10 jaar uitziet. Hiermee geven ze aan wat voor hen goed voelt. Ze geven aan welke bestaande rituelen blijven en welke nieuwe erbij komen. Zo ontdekken ze hun persoonlijke betekenis van Oud en Nieuw.
Ik hoop dat je net zoveel plezier beleeft aan het geven van deze lessen, als ik bij het maken.
Groeten, Nathalie Roos