Er zijn drie fasen in de groei van de steden in Nederland.
Vanaf 1900 is er in Nederland urbanisatie, de mensen trekken naar de stad toe. Er was niet genoeg werk meer op het platteland, maar er was wel werk in de industrie in de stad. Steden bouwden wijk na wijk.
Na 1960 is er suburbanisatie. Veel mensen, vooral gezinnen met wat meer geld, gingen wonen in plaatsen rond de steden. Die plaatsen groeiden vaak ook weer uit tot steden, zoals Almere of Zoetermeer. Omdat de bewoners voor het werk nog altijd naar de grote stad reizen zijn er veel files.
Tegenwoordig trekken weer veel (jonge) mensen naar de grote steden. Er zijn daar banen en opleidingen. Dat noem je re-urbanisatie. Hierdoor stijgt het voorzieningenniveau in de stad. Maar aan de randen van Nederland is minder werk. Daardoor is er bevolkingskrimp en vergrijzing. Scholen en winkels sluiten.
Verstedelijking in Nederland https://schooltv.nl/item/verstedelijking-in-nederland-meer-steden-minder-groen/#q=urbanisatie
Op dit moment groeien de steden van Nederland dus. Dit heeft ook een keerzijde. Wanneer het ene gebied groeit dan krimpt het andere gebied. De krimpgebieden worden steeds minder aantrekkelijk voor mensen en de jongere mensen vertrekken naar andere plekken.
De gevolgen voor een krimpgebied zijn:
Doordat er minder kinderen in het gebied wonen, zijn er minder scholen nodig.
Minder voorzieningen.
Minder geschikte huizen.
Minder werkgelegenheid.
De oudere mensen blijven wonen dus is er meer zorg nodig.