De revolutie begon in Engeland waar verschillende uitvindingen zijn gedaan. Door deze uitvindingen werkt het werken veel makkelijker. Mensen die in de landbouw en in de nijverheid (de grondstoffen worden door mensen in de nijverheid verwerkt) werken kunnen hun werk veel sneller uitvoeren door verschillende uitvindingen. Het werk wat met de handen gedaan moest worden, werd vervangen door machines. De mensen hoefden nu minder met hun handen te werken.
Wat voor gevolgen had dit?
De economie ging beter. Dit kwam omdat er minder gedaan moest worden en veel meer gemaakt kon worden. Hierdoor kwam er minder vraag en meer aanbod. De producten werden goedkoper, zo kon bijna iedereen de producten kopen.
Mensen gingen verhuizen naar de stad. De boeren hadden minder mensen nodig, omdat zij machines hadden die dingen konden uitvoeren. Hierdoor was er op het plattenland meer werkloosheid en gingen de mensen werk zoeken in de steden. Hierdoor werden de steden groter.