Moedernegotie

De boeren konden doordat steeds meer mensen in de steden gingen wonen niet alle inwoners van de Republiek te eten geven. Bovendien gingen de boeren steeds meer andere dingen maken en verbouwen die hun meer geld opleverde. Deze nieuwe producten die de boeren maakten werden gebruikt voor de scheepsbouw van de VOC en WIC. Er moest graan bijkomen om alle inwoners van de Republiek eten te geven. Dit ging de Republiek halen uit Oost-Europa. 

Amsterdam ging graan impoteren vanuit landen in Oost-Europa zoals Polen en Zweden. Hierdoor konden de boeren in Nederland zich gaan richten op hun andere producten. Door deze oostzeehandel had iedereen in de Republiek de mogelijkheid om voedsel te maken en te eten. Deze oostzeehandel werd ook wel moedernegotie genoemd. Wat zoiets betekend als: moeder van alle handel. 

Het graan wat werd opgehaald in Zweden en Polen werd opgeslagen in grote pakhuizen in Amsterdam. Wanneer een land in Europa graan nodig had voor hun eigen bevolking gingen ze naar Amsterdam toe om graan te halen. Doordat de prijs van graan flink steeg kon Amsterdam veel verdienen met deze graanhandel. Naast graan werden ook andere producten uit Oost-Europa gehaald zoals: hout. 

Toen de Republiek begin 17e eeuw om Afrika heen naar Azië konden varen, brachten ze als lading ook specerijen, zijde en thee mee. Al snel importeerde en exporteerde Amsterdam goederen uit de hele wereld. Omdat alles tijdelijk in Amsterdamse pakhuizen werd‘opgestapeld’, werd de stad de stapelmarkt van Europa.