3c. Verdiepingsopdracht werkwoorden in de verleden tijd

Schrijf een verhaal over een sportgebeurtenis in de verleden tijd.
Je verhaal bestaat uit minimaal 20 zinnen. Let op hoofdletters en leestekens.

Als je klaar bent, markeer je de sterke werkwoorden en de zwakke werkwoorden met twee kleuren. Wissel je verhaal uit met de leerling aan wie je bent gekoppeld.
Controleer bij elkaar de spelling van de werkwoorden.  

Lever je verhaal in bij je docent.