Eindproduct

Het eindproduct bestaat uit:

Rubric/beoordeling

Voor het behalen van de XM:  

 

In training

Brons

Zilver

Goud

Opdracht

 

 

 

 

Onderdelen en woordental

Het storyboard bestaat uit drie tekeningen en beslaat 90 tot 180 woorden

Het storyboard bestaat uit zes tekeningen en beslaat 150 tot 270 woorden

Het storyboard bestaat uit tien tekeningen en beslaat 210 tot 360 woorden

Het storyboard bestaat uit twaalf tekeningen en beslaat 300 tot 600 woorden

Overeenkomsten en verschillen

Er worden enkele verschillen tussen de scheppingsverhalen genoemd, maar geen overeenkomsten.

Er worden enkele duidelijke verschillen tussen de scheppingsverhalen genoemd en een paar overeenkomsten.

De verschillen en overeenkomsten tussen de scheppingsverhalen staan puntsgewijs genoemd.

De verschillen en overeenkomsten tussen de scheppingsverhalen worden duidelijk in eigen woorden beschreven.

Inhoud  

 

 

 

 

Het ontstaan van de eerste stedelijke gemeenschappen

De leerling noemt alleen de kenmerken van het Egyptische scheppingsverhaal.

De leerling noemt het soort godsdienst van de Egyptenaren en de kenmerken van het scheppingsverhaal.

De leerling kan aangeven waarom / op welke manier het scheppingsverhaal bij de Egyptische godsdienst past.

De leerling kan in eigen woorden uitleggen wat voor soort godsdienst de oude Egyptenaren hadden en hoe het scheppingsverhaal daarin past.

De ontwikkeling van wetenschappelijk denken en het denken over politiek en burgerschap in de Griekse stadstaat

De leerling noemt alleen de kenmerken van het Griekse scheppingsverhaal.

 

De leerling noemt het soort godsdienst van de Grieken en de kenmerken van het scheppingsverhaal.

 

De leerling kan aangeven waarom / op welke manier het scheppingsverhaal bij de Griekse godsdienst past.

 

De leerling kan in eigen woorden uitleggen wat voor soort godsdienst de oude Grieken hadden en hoe het scheppingsverhaal daarin past.

De ontwikkeling van het jodendom en christendom als de eerste monotheïstische godsdiensten

De leerling noemt alleen de kenmerken van het christelijk scheppingsverhaal.

 

De leerling noemt het soort godsdienst van de christenen en de kenmerken van het scheppingsverhaal.

 

De leerling kan aangeven waarom / op welke manier het scheppingsverhaal bij de christelijke godsdienst past.

 

De leerling kan in eigen woorden uitleggen wat voor soort godsdienst de christenen hadden en hoe het scheppingsverhaal daarin past.

Vaardigheden

 

 

 

 

Onderscheid maken continuïteit en verandering

De leerling besteedt geen aandacht aan een verklaring voor de overeenkomsten en verschillen tussen de drie scheppingsverhalen.

De leerling noemt enkele verschillen en overeenkomsten tussen de drie scheppingsverhalen.

De leerling kan de verschillen en overeenkomsten tussen de scheppingsverhalen goed beschrijven.

De leerlingen kan in eigen woorden overeenkomsten en verschillen tussen de drie scheppingsverhalen verklaren.

Standplaats-gebondenheid

 

De leerling gaat niet in op de gevoelens en opvattingen van een van de culturen of de gebeurtenissen die daartoe hebben geleid.

 

De leerling noemt kort enkele opvattingen en gevoelens van de verschillende culturen, maar koppelt ze niet aan bewijs.

 

De leerling maakt wel een reconstructie van opvattingen en gevoelens van de culturen, maar koppelt die onvoldoende aan bewijs.

De leerling maakt een zodanige reconstructie van opvattingen van de culturen en zijn gevoelens op basis van bewijs dat zijn gedrag begrijpelijk wordt.