De basis beginselen

De vier basis beginselen van programmeren zijn:

 

Input/output

Het basis beginsel input/output gaat er over dat we informatie kunnen geven aan een computer, dit noemen we input. Ook kan een computer ons informatie terug geven dat noemen we output. Simpel; informatie die de computer ingaat heet input, informatie die de computer uitgaat heet output.

Input en output kan ook tussen verchillende delen van de computer of een computer programma zijn. Dus dat een computer programma A input geeft aan computer programma B.

 

Afhankelijkheid

Afhankelijkheid betekent dat je gebeurtenissen aan elkaar gaat koppelen, ze worden afhankelijk van elkaar. Dus; ALS DIT gebeurd, dan gebeurd DAT. Bijvoorbeeld; wanneer je de schoolbel wilt programmeren om om 12.00 de bel te laten luiden. Je wilt dan de gebeurtenis "het is 12.00 uur" koppelen aan de gebeurtenis "de bel gaat af". Dus; ALS het 12.00 uur is DAN gaat de bel. De computer weet nu wanneer hij wat moet doen.

 

Wiskundige operaties

Een computer is eigenlijk een complexe rekenmachine. Een computer werkt in de basis alleen maar met de getallen 1 en 0 die hij bij elkaar optelt en aftrekt. Daarmee kan hij alles doen! van complexe berekeningen tot muziek maken of films. Hoe dit werkt is heel interessant maar te veel voor nu. Wel is het belangrijk om te weten dat alles wat je doet gebeurd door wiskundge operaties, eigenlijk alleen optellen en aftrekken.

 

Herhaling

Een computer kan bepaalde taken heel vaak herhalen. Dit is een grote kracht van computers ten opzichte van mensen. Ze kunnen taken eindeloos herhalen zonder dat ze het saai beginnen te vinden of fouten maken, zoals mensen.

 

Combineren

Door deze vier basis beginselen te combineren kan je elk probleem oplossen. Als je bijvoorbeeld wilt dat de computer telt hoeveel jongens en meisjes op school zitten zou je dat als volgt doen:

Als input geven we de computer een leerlinglijst met alle leerlingen met daarop ook de informatie over het geslcht van de leerling.

Vervolgens begint de computer boven aan de lijst en kijkt of nummer 1 een jongen of een meisje is. Dat doet hij door middel van Afhankelijkheid door de "Als dit, dan dat" structuur te gebruiken. Dus ALS het een jongen is Dan telt de computer het getal 1 op bij het aantal jongens. ALS het een meisje is Dan telt de computer het getal 1 op bij het aantal meisjes. Dit optellen van het getal 1 bij het aantal jongens of meisjes is een Wiskundige operatie.

Vervolgens gaat de computer naar persoon 2 op de lijst en Herhaalt de afhankelijkheid waarbij hij bepaald of de persoon een jongen of meisje is en dat registreert bij het totaal aantal jongens of meisjes.

Dit herhaalt de computer totdat hij de hele lijst door is. Als hij klaar is dan geeft hij het aantal jongens en meisjes terug als output aan de gebruiker door op het beeldscherm het aantal jongens en meisjes te laten zien.

 

Nu gaan we aan de slag met de vier basis beginselen!