Opdracht 1:
Het doel van deze opdracht is het bewust maken van leerlingen hun sociaalmedia gebruik. Hierom is het van belang alert te zijn op de verschillen tussen pesten en plagen. Door deze quiz vragen worden de leerlingen aan het denken gezet.
In de quiz worden er (cyber)pest of plaag-situaties geschetst, waarbij de leerling meerkeuze antwoorden krijgen als pesten of plagen. Er is gekozen voor meerkeuze vragen omdat dat type vragen het beste controleert of de leerling de begrippen op de juiste manier interpreteert (Geerts & Van Kralingen, 2020). Deze manier van vragen stellen past daarom goed bij het eerste leerniveau, namelijk: onthouden en begrijpen. De definities van pesten en plagen staan beschreven nadat de leerling zijn/haar keuze heeft ingevoerd.
Het slachtoffer van pesten krijgt letterlijk en figuurlijk (mentale) klappen en is de machtsverhouding tussen pester en slachtofer ongelijk (Geerts & Van Kralingen, 2020).
We maken onderscheid tussen pesten en plagen. Bij plagen is het negatieve gedrag niet structureel tegen dezelfde leerling gericht en is de machtsongelijkheid veelal niet zo duidelijk aanwezig als bij pesten. De insteek bij plagen is bovendien eerder elkaar aan het lachen maken, dan dat er sprake is van een expliciet negatieve intentie en buitensluiten (Dikke van Dale. Utrecht: Van Dale Lexicografie, 2021).
Plagen is op speelse wijze prikkelen van een ander met uitdagende woorden of lijfelijke grapjes, zoals kietelen. Iemand plagen kan nooit uitlopen tot een ruzie, in tegenstelling tot pestenPesten is weloverwogen en proactief, gebeurt niet per ongeluk of spontaan, en ook niet als gevolg van uitlokking. Pesten is gedrag waarbij iemand herhaald en gedurende langere tijd door anderen bejegend wordt op manieren die opzettelijk kwaadaardig zijn (Obs de VOS, 2021). Door deze quiz krijgen de leerlingen een realisatie en bewustwoording over de verschillen.
Opdracht 2:
Voor deze opdracht is gekozen voor het zelfstandig maken van een kijk-opdracht in tweetallen. Op deze manier kunnen zij elkaar zo nodig om hulp vragen wanneer zij er niet uit komen. Deze vorm van zelfstandig werken is ook wel zelfstandig samenwerken. Dit is vergelijkbaar met zelfstandig werken, met als uitzondering en complicerende factor dat twee of meer leerlingen samenwerken aan de opdrachten (Simons & Zuylen, 1995). Deze manier van zelfstandig werken is grotendeels gebaseerd op de cognitieve theorie van het constructivisme, met als grondleggers Piaget en Vygotsky. Grondgedachte hierachter is dat een leerling wordt beschouwd als iemand die actief kennis en inzicht construeert in interactie met zijn of haar omgeving. Dit zorgt ervoor dat de leerling cognitief en metacognitief betrokken wordt bij zijn leerproces en leren meer vanuit eigen motivatie plaatsvindt (Oostdan et al., 2007; Patrick & Middleton, 2002).
Opdracht 3:
In deze opdracht gaan we aan de slag in een groepschat via teams, waarbij de groepen inclusief docent door de docent zelf gemaakt zijn. De docent is aanwezig in de groepschat om toezicht te houden op het gesprek. Het is belangrijk dat de leerlingen binnen het klassenverband een groep vormen. leerlingen krijgen immers in groepsverband les en moeten met elkaar samenwerken aan opdrachten. ze hebben elkaar nodig in lessisutaties (Geerts & Van Kralingen, 2020). De leerlingen moeten met elkaar in gesprek gaan en worden daardoor gedwongen om hardop te denken of dingen op te schrijven, dit stimuleert de informatieverwerking (Ebbens & Ettekoven, 2013). De onderwerpen die ter sprake komen in deze opdracht gaan over empatisch met elkaar omgaan. Digitaal pesten, online pesten of cyberpesten is een nieuwe vorm van pesten, maar de basis van de aanpak is dezelfde als bij ‘klassiek’ pesten. Wat je in het ‘echte leven’ niet mag, mag je online ook niet (Obs de VOS, 2021). In deze opdracht worden de leerlingen hier bewust van gemaakt.
Opdracht 4:
Het schrijven van een portfolio leidt automatisch tot een reflectie op de eigen ontwikkeling (Korthagen, 1998). De eigen ontwikkeling inzichtelijk maken is een van de doelen die we willen bereiken met deze lessenreeks. Ook is het een bewuste keuze geweest om de leerlingen een portfolio te laten maken in het digitale programma ‘Padlet’. Uit onderzoek is namelijk gebleken dat het bijhouden van een digitaal portfolio een positievere bijdrage levert aan de ontwikkeling en reflectie dan een papieren portfolio (Sins & Cornelisse, 2017).
De 4-vragen voor in het portfolio zijn op basis van de leerdoelen van deze les uitgekozen.
Kijk terug naar de leerdoelen van de les. Heb je ze behaald? Zo ja, hoe heb je de leerdoelen behaald? Zo nee, wat heb je nodig om de leerdoelen wel te kunnen behalen?
Als je terugdenkt aan deze les; wat blijft je dan het meeste bij of waar heb je het meest van geleerd?
Beschrijf een situatie waarin jij mogelijk (onbewust) een pester bent geweest online. Wat zal jij de volgende keer anders doen?
Ben je ooit wel eens gepest online? Hoe voelde jij je hierna en heb je er met iemand over kunnen praten?
Leerdoelen:
Aan het einde van de les kan de leerling in eigen woorden beschreven wat empathie inhoudt.
Aan het einde van de les kan de leerling drie gevolgen voor het slachtoffer van cyberpesten benoemen.
Aan het einde van de les kan de leerling één situatie beschrijven (in het logboek) waarbij hij/zij de pester is geweest of te maken heeft gehad met een pester.
Lesopzet
Totale lesduur: 100 minuten
Klassikale start: 10 minuten
Werken aan de wikiwijs: 80
Opdracht 1: 15 minuten
Opdracht 2: 15 minuten
Opdracht 3: 35 minuten
Opdracht 4: 15 minuten
Gezamlijke afsluiting: 10 minuten