Heidenen: De naam die christenen gaven aan mensen die geloofden in natuurgoden en -krachten.
Monnik: Man die zijn leven aan zijn geloof heeft gewijd en in een klooster woont.
Non: Vrouw die haar leven aan haar geloof heeft gewijd en in een klooster woont.
Missionarissen: Priester die mensen tot het christelijke geloof wil bekeren.
Theoloog: Geleerde die is gespecialiseerd in godsdienst.
Concilie: Kerkvergadering.
Priester: Geestelijke die mensen helpt om te leven volgens de geloofsregels. Hij verzorgt de kerkdienst, de doop, het huwelijk en de begrafenis van gelovigen.
Stand: Groep met een vaste plek en een eigen taak in de samenleving. Middeleeuwers verdeelden de samenleving in drie standen: de geestelijken, de adel en de boeren.
Geestelijkheid: Groep van mensen die hun leven in dienst stellen van de christelijke godsdienst, zoals de paus, priesters, monniken en nonnen. De geestelijkheid is in de middeleeuwen de eerste stand.