Bijna elke zin bevat een onderwerp.
Je kan het onderwerp op twee manieren vinden:
Manier 1
- Zoek de persoonsvorm.
- Stel jezelf de vraag wie/wat + persoonsvorm?
- Het antwoord op die vraag is het onderwerp.
Mijn ouders gaan (pv) morgen op vakantie. -> Wie/wat gaan? Onderwerp = mijn ouders
Manier 2
- Zoek de persoonsvorm.
- Verander de persoonsvorm van getal.
- Het zinsdeel dat mee verandert is het onderwerp.
Mijn klasgenoot heeft het huiswerk niet gemaakt. -> Mijn klasgenoten hebben het huiswerk niet gemaakt. Onderwerp = mijn klasgenoot