En? Had je alle drie de zinnen goed? Zo ja? Goed zo! Lekker bezig. Zo
niet? Dat geeft niet, er is ruimte vandaag om te herhalen.
THEORIE IN FILMPJES
Dit was de opfrisser. Nu ga je een filmpje kijken over het gebruik van leestekens en hoofdletters.
Hoofdletters plaatsen https://youtu.be/2bhOuIBNqnU
Leestekens https://youtu.be/-Ugh09KsaXs
THEORIE UIT HET BOEK
Om nog eens duidelijk te maken wanneer je hoofdletters gebruikt en wanneer welke leestekens volgt hieronder de theorie uit het boek. Lees de theorie eerst goed door, maak daarna de opdracht.
Je gebruikt hoofdletters en leestekens
om een tekst beter leesbaar te maken.
Je schrijft een hoofdletter:
aan het begin van een zin: Op de snelweg staat een lange file.
bij namen: Klaas van Boven, Greenpeace, Hoofdstraat, Urk, België, Noordzee. Let op: tussenvoegsels, zoals de, van of van de schrijf je zonder hoofdletter als de voornaam of voorletter ervoor staat. Als de voornaam of voorletter ontbreekt, krijgt het eerste tussenvoegsel een hoofdletter: Jet van der Valk, mevrouw J.B. van der Valk-de Lange, mevrouw Van der Valk-de Lange.
bij woorden die van aardrijkskundige namen zijn afgeleid: Duits, West-Friese.
Géén hoofdletter krijgen de namen van dagen, maanden, seizoenen en windstreken: vrijdag, oktober, herfst, westen.
Zo gebruik je leestekens:
Je eindigt een zin met een punt, een vraagteken of een uitroepteken:
Een punt komt aan het einde van een gewone zin: Jesse houdt van games.
Een vraagteken komt na een vraag: Hoe laat vertrekken we?
Met een uitroepteken geef je een zin extra nadruk: Kijk uit voor die auto!
Je zet een komma:
– tussen twee persoonsvormen: Als jij de jassen haalt, ga ik betalen.
– tussen de delen van een opsomming (maar niet voor en): Lea spreekt Nederlands, Frans, Engels en Duits.
– tussen een naam of een uitroep en de rest van de zin: Heb jij je huiswerk al af, Ewoud? Stop eens, ik heb een lekke band!
– voor verbindingswoorden als doordat, maar, nadat, omdat, terwijl, want, voordat, zodat, zodra.
Zet in het algemeen geen komma voor en en of.
Je schrijft een dubbele punt als je iets aankondigt, bijvoorbeeld:
– een opsomming: Lea spreekt vier talen: Nederlands, Frans, Engels en Duits.
– een toelichting: Ik sport drie keer per week: dat is goed voor de conditie.
– een citaat: Merel vroeg: ‘Ga je vanavond mee naar de film?’
Je gebruikt aanhalingstekens als je de directe rede gebruikt. Je geeft dan iemands woorden letterlijk weer. Dat heet ook wel ‘citeren’. Om het citaat zelf zet je aanhalingstekens. Je kondigt het citaat aan met een dubbele punt.
– Vlad zei: ‘Ik word later profvoetballer.’
Als het citaat voorop staat, gebruik je geen dubbele punt:
– ‘Ik word later profvoetballer’, zei Vlad.
Je kunt iemands woorden ook weergeven in de indirecte rede. Dan gebruik je geen aanhalingstekens.
– Vlad zei dat hij later profvoetballer wordt.