Op een dag spreek je een studiegenootje. Zij heeft recent haar buurvrouw op bezoek gehad, omdat deze haar advies wilde inwinnen over allerlei lichamelijke klachten. Je studiegenootje bespreekt dit met jou, omdat ze niet goed weet wat ze moet doen.
De buurvrouw vertelde al jaren buikpijn te hebben. Hierdoor kan ze niet meer werken, en ook moeilijker haar huishouden doen. Haar kinderen moeten haar hiermee helpen. Buurvrouw piekert veel over de klachten, ze is zo bang dat ze een ernstige aandoening heeft. Ze is al bij heel veel dokters geweest, maar zij 'kunnen niets vinden'. Buurvrouw is echter niet gerust te stellen.
Je hoort het verhaal van je studiegenoot aan. Je vraagt nog een aantal zaken meer uit. Ze is niet bang voor andere gebeurtenissen of situaties, maar heeft vooral veel last van de buikpijn. Ze wordt er echt door beperkt. Ze is ook erg bang dat de oorzaak ernstig of gevaarlijk is, maar de klachten staan op de voorgrond.
Je pakt je DSM erbij, en ziet: dit zou heel goed een somatisch-symptoomstoornis kunnen zijn.