Om stoffen te kunnen gebruiken, is het belangrijk dat je weet met welke stof je te maken hebt. Je kan een stof herkennen aan zijn stofeigenschappen. Wanneer er 1 of meer stofeigenschappen verschillen, heb je te maken met verschillende stoffen.
Een voorbeeld: Roestvrij staal (in het engels ‘stainless steel’) en aluminium zijn beide glanzende, zilverkleurige metalen. Er zijn ook eigenschappen die anders zijn. Zo roest aluminium minder snel dan staal en is het een stuk lichter. Belangrijke eigenschappen als je een materiaal gaat kiezen om iets van te maken!
Sommige stofeigenschappen kun je weergeven met een getal. Denk aan het kookpunt. Water kookt bij 100 graden celcius. Het kookpunt is een voorbeeld van een stofeigenschap.
Hier wat voorbeelden
kleur: goud heeft een eigen kleur.
geur: benzine kun je ruiken.
smaak: suiker heeft een zoete smaak.
brandbaarheid: aardgas is brandbaar, water niet.
giftigheid: koolmonoxide is een giftig gas.
dichtheid: de dichtheid van water is 1 kg/dm³
kookpunt: het kookpunt van alcohol is 78°C
smeltpunt: het smeltpunt van alcohol is -114 °C
oplosbaarheid in water: keukenzout is goed oplosbaar in water.
geleidbaarheid van stroom: koper geleidt de stroom goed.