How to use linking words
Met signaalwoorden (linking words) verbind je twee zinnen en geef je het verband tussen deze twee zinnen aan.
Because, as, for, since (want, omdat)
Met because, as, for en since geef je een reden of oorzaak aan.
- She left him, because/as/for/since she didn't love him.
- Ze ging bij hem weg, want ze hield niet van hem.
- Since he is happy, he has a smile on his face.
- Omdat hij blij is, heeft hij een lach op zijn gezicht.
So, so that (zodat)
Met so en so that geef je een gevolg aan.
- I go to the gym three times a week, so (that) I stay healthy and fit!
- Ik ga drie keer per week naar de sportschool, zodat ik gezond en fit blijf!
Met but (maar), though (hoewel, alhoewel), although (hoewel, alhoewel), even though (ondanks dat) en however (echter) geef je een tegenstelling aan.
- They are strong, but/though/however we are smart.
- Zijn zijn sterk, maar wij zijn slim.