Verreweg het grootste deel van de tijd dat er mensen op aarde zijn, hebben zij geleefd als jagers-verzamelaars. Ze trokken rond in kleine groepen en leefden als nomaden. Omdat er veel verschillende planten en dieren eetbaar waren, was er waarschijnlijk weinig sprake van hongersnood. Iedere groep had wel veel ruimte nodig en er was dus een limiet aan de omvang van de bevolking.
Dit tijdperk heette het Paleolithicum en duurde tot 10.000 voor Christus.
In het Neolithicum dat duurde tot 3500 voor Christus veranderde dit. De volgende veranderingen vonden plaats:
- mens wordt landbouwer
- mens vestigt zich (= leeft sedentair)
- Ontstaat op verschillende momenten in de wereld
- landbouw ontstaat steeds langs een rivier waar de grond vruchtbaar is

Figuur 1 Verspreiding Landbouw vanuit o.a. het Midden-Oosten in het Neolithicum
Tussen ongeveer 12.000 en 5.000 jaar geleden gaan in heel veel gebieden op aarde de mensen over op landbouw (zie figuur 1 en 2). Dit was voor die mensen waarschijnlijk een geleidelijke overgang, maar voor de mensheid een ware revolutie. Men vestigde zich voor langere tijd op een bepaalde plek. Dat heet een sedentaire levenswijze. Er ontstonden nederzettingen. Men ging gewassen verbouwen en dieren houden. Dat leverde meer werk op dan het jagen-verzamelen, maar het betekende ook dat onder de juiste omstandigheden de opbrengst per gebied groter was. Daardoor kon de bevolking gaan groeien. Na een tijdje was de bevolking zo gegroeid dat een onomkeerbare situatie ontstond. Er was geen weg terug naar het jagen-verzamelen. De overgang van jagen-verzamelen naar landbouw wordt de Neolithische revolutie genoemd.

Vruchtbare Sikkel – Landbouwtechnieken in de Nijldelta



Uit de landbouwsamenlevingen ontwikkelden zich steeds complexere samenlevingen. Dit gebeurde vooral in semi-aride (halfdroge) gebieden zoals het Midden-Oosten. Landbouw was daar alleen mogelijk als er irrigatie werd toegepast. Dit betekende dat er een systeem van kanaaltjes en dijkjes moest worden aangelegd. Het vergde heel wat organisatie om dat te doen.
De opbrengst per gebied groeide enorm door irrigatie en dat betekende dat er steden konden ontstaan en mensen andere beroepen konden gaan uitoefenen dan alleen voedsel produceren. De beschavingen bleven wel afhankelijk van de landbouw. Een neergang van de beschaving volgde vaak op een periode waarin de oogsten mislukten.
Bekijk het volgende fragment:
https://www.youtube.com/watch?v=2ADIfeSXzDY (tot aan minuut 4:17).
In de vroege Middeleeuwen wordt in onze streken het drieslagstelsel ingevoerd. Het was dé grote landbouwinnovatie van de Middeleeuwen. Bij het drieslagstelsel werd de grond in drie stukken verdeeld. Op één stuk werd het ene jaar wintergraan verbouwd (tarwe, rogge), het tweede jaar zomergraan (gerst, haver) of bonen en het derde jaar lag de grond braak. De andere twee stukken grond volgden deze cyclus ook, maar begonnen het eerste jaar met zomergraan of lagen het eerste jaar braak. De grond kon zo efficiënter gebruikt worden omdat hij niet om het jaar hoefde braak te liggen. Het drieslagstelsel betekende dus meer voedsel. Karel de Grote stimuleerde boeren over te gaan op dit drieslagstelsel. De bevolking groeide hierdoor.

Het drieslagstelsel: op een stuk grond werd een jaar zomergraan verbouwd. In het volgende jaar werd er wintergraan verbouwd. Daarna lag de grond een jaar braak om uitputting van de bodem te voorkomen. (bron:Hackvoort)
Later werd in Vlaanderen het drieslagstelsel vervangen door het vierslagstelsel. Bij dit stelsel hoefde de grond niet meer braak te liggen. Graan werd afgewisseld met gewassen als klaver, rapen en aardappelen.
De aardappel was sinds de ontdekking van Amerika een nieuw gewas in Europa. Oorspronkelijk komt de aardappel uit het Andesgebergte in Zuid-Amerika. Indianen verbouwden de plant daar al honderden jaren. Rond 1536 werd de aardappel door de Spanjaarden naar Europa gebracht toen ze Zuid- en Midden-Amerika hadden veroverd. Gedurende de opstand of 80-jarige oorlog verspreidden de Spanjaarden de aardappel ook in onze streken. In de loop van de 18e eeuw werd dit hét volksvoedsel in Europa.

Figuur 4 Boliviaanse boeren oogsten aardappels in het gebied waar de aardappel vandaan komt, het Andesgebergte. In Bolivia komen zo’n 700 aardappelsoorten voor!
Aardappels geven mensen veel energie. De voedselproductie steeg en er traden minder vaak hongersnoden op. Eindelijk konden de Europese landen hun bevolking van voldoende voedsel voorzien. Na een tijdje nam de bevolkingsomvang hierdoor enorm toe. Vooral omdat er door de voedzame aardappels meer kinderen in leven bleven. De introductie van de aardappel leidde tot een monocultuur, veel boeren verbouwden nog maar één product: aardappelen. Dit was zo in Nederland, Duitsland en Engeland, maar vooral in Ierland. Daar groeide de bevolking van ongeveer 1,5 miljoen in 1600 tot ruim 8,5 miljoen in 1800.

Figuur 5 verspreiding van de aardappelteelt (bron: nhm.ac.uk)
De monocultuur maakte de voedselvoorziening echter ook kwetsbaar. In de periode 1845-1849 sloeg de aardappelziekte toe. De oorzaak, een waterschimmel, werd zonder dat men het wist per schip meegenomen uit Amerika. In het vochtige klimaat in West-Europa gedijde deze ziekte heel goed. Ierland, toch al één van de armste landen van Europa, werd getroffen door de ‘grote hongersnood’. Ongeveer een miljoen (!) mensen stierven er van de honger. Nog meer Ieren emigreerden en beproefden hun geluk in de Verenigde Staten. Ierland is deze klap eigenlijk nog steeds niet te boven gekomen. Het is het enige land in Europa dat in 1800 meer inwoners telde dan nu.

|
Figuur 6 Monument voor de Great Famine (de grote hongersnood) van 1845-1849 in Dublin |
Ondanks de enorme hongersnood van 1845-1849 is sinds de komst van de aardappel naar Europa de voedselvoorziening veel stabieler geworden. Dit legde een belangrijke basis voor het industriële tijdperk. De monocultuur was wel kwetsbaar voor schimmels en plantenziekten.
De opdracht: Maak een tijdbalk op een A3-formaat papier dat loopt van 10.000 v.C. tot aan 1900. Laat op deze tijdbalk de belangrijkste landbouwrevoluties zien en voorzie deze van uitleg met passende tekeningen en/of afbeeldingen.
Voor deze opdracht zijn 10 punten te verdienen.