Präteritum

Aufgabe 1 allein: 

Bij regelmatige werkwoorden de verleden tijd vormen in het Duits is niet moeilijk. Hetgene wat je bij de tegenwoordige tijd hebt geleerd ga je namelijk weer toepassen, alleen dan gebruik je er een extra letter bij. Zie onderstaande tabel!

  Präteritum Präteritum stam op d/t
ich + te + ete
du + test + etest
er/sie/es + te + ete
wir + ten + eten
ihr + tet + etet
sie/Sie + ten + eten

Je maakt eerst weer de stam van het werkwoord en zet bovenstaande erachter. Let op!! de er/sie/es vorm eindigt niet op een T in vergelijking met de Präsens.

Hieronder nog de verleden tijd voor de twee allerbelangrijkste werkwoorden. 

  haben sein
ich hatte war
du hattest warst
er/sie/es hatte war
wir hatten waren
ihr hattet wart
sie/Sie hatten waren

Maak onderstaande opdracht om te oefenen met de Präteritum.