Onder trombose wordt verstaan het aanwezig zijn van een stolsel in een bloedvat, vastzittend aan de wand van het vat. Zo'n trombus kan het vat geheel of gedeeltelijk afsluiten.
Onder normale omstandigheden stolt het bloed dat door onze vaten stroomt niet. Als dit gebeurd, wordt dit snel opgelost door een tegenmechanisme (fibrinolyse). Stolsels horen pas gevormd te worden als het bloedvat beschadigd is en het bloed naar buiten stroomt. Bij trombose is dit niet het geval en is er een bloedstolling ter plekke begonnen in een gesloten bloedvat (meestal omdat de binnenkant van het bloedvat, het endotheel, is beschadigd). Op de plaats van deze beschadigingen hecten zich bloedplaatjes, die daarbij kapotgaan waarna vervolgens uit deze bloedplaatjes stoffen vrij komen die het stollingsproces op gang zetten. Zo onstaat er een trombusmassa.
In dit filmpje wordt uitgelegd welke klachten optreden bij een trombose:
Er zijn ook factoren waardoor de trombosevorming sneller doet optreden: