Antigenen en antistoffen
Dit zijn stoffen die aan de buitenkant van cellen vast zitten. Antigenen zijn stoffen die als lichaamsvreemd worden beschouwd en een afweerreactie van het immuunsysteem uitlokken. Het zijn moleculen die door pathogenen gevormd worden of die aan de buitenkant van de celmembraan van lichaamsvreemde cellen (zoals bacteriën, cellen van een getransplanteerd lichaamsdeel of van getransfuseerd bloed) vastzitten. Aan het antigeen herkent het immuunsysteem de vreemde cel.
Vervolgens reageert het immuunsysteem op een antigeen door antistoffen te maken, specifiek gericht tegen dat antigeen. Elk antigeen heeft een uniek moleculaire vorm. waar de antistof op past. Antistoffen worden door lymfocyten geproduceerd.
Afbeelding: Antigenen en antistoffen
Actieve immunisatie
Hierbij worden er verzwakte antigenen in het lichaam gebracht (bijvoorbeeld bij een vaccinatie). Hierdoor wordt het immuunsysteem geactiveerd en wordt de immuniteit opgebouwd. Het eigen afweersysteem wordt dus geprikkeld om antistoffen te maken, wat veel langer bescherming biedt.
Passieve immunisatie
Hierbij krijg je antistoffen toegediend. De antistoffen beschermen de patient en kunnen een patient genezen. De antistoffen worden hierbij dus zelf in het lichaam gebracht. Deze stoffen zullen de pathogenen opruimen, maar er wordt geen immuniteit ontwikkeld. Deze vorm van immunisatie gebeurt bijvoorbeeld wanneer een zorgvrager ernstig is verzwakt en zelf geen immuniteit kan opbouwen. Maar dit gebeurt ook bij de geboorte: de baby krijgt al via de placenta moederlijke antistoffen, die de eerste tijd na de geboorte bescherming bieden.
Afbeelding: Verschil tussen immuniteiten