De personificatie
Mensen kunnen heel veel: eten, zingen, dansen, voelen, rennen, drinken, gillen, omhelzen, fietsen, en ga zo maar door. Als iets wat geen mens is (bijvoorbeeld een boom) wel een menselijke eigenschap toegedicht krijgt (bijvoorbeeld ‘fluistert’), dan noem je dat een personificatie. In dit woord zit het woord persoon. Je doet alsof een ding (de boom) een mens is. Dit kan een ezelsbruggetje zijn.
Beantwoord in tweetallen deze vragen:
1 De golven aaien de zwemmers.
Kunnen golven aaien? Ja/Nee
2 De bergen krijsen hoe hoog ze zijn.
Kunnen bergen krijsen? Ja/Nee
3 De wind fluistert zacht jouw naam.
Kan de wind fluisteren? Ja/Nee
4 De stoelde omarmde het meisje.
Kan een stoel iemand omarmen? Ja/Nee
5 De peer lustte wel een appeltje.
Kan een peer honger hebben? Ja/Nee
Het goede antwoord op elke vraag is nee. In elke zin is een personificatie gebruikt.