2A. Griekse stadstaten

Afbeelding: Unsplash

Vanaf 800 v.C. woonde aan de kusten van de Middellandse Zee het Griekse volk. Dat was om twee redenen een bijzonder volk. Ten eerste woonden de Grieken niet in één land, maar in zo’n 700 kleinere stadstaten. Een stadstaat bestaat uit een stad en het gebied rondom de stad. De meeste stadstaten waren klein en hadden zo’n 1.000 inwoners. In Griekenland kwam er niet één bestuur over een groot gebied. Dat kwam doordat de Griekse stadstaten van elkaar gescheiden waren door hoge bergen, rivieren en een zee. De meeste mensen in de stadstaten leefden van de landbouw. Het was wel moeilijk om genoeg voedsel te verbouwen in de smalle bergdalen. De

Grieken dreven daarom veel handel. Ook voerden de stadstaten veel oorlog om landbouwgrond. Een tweede reden was een bijzondere verandering in het bestuur van de stadstaat Athene rond 500 v.C. Mannen kregen in ruil voor hun hulp bij de verdediging van de stad burgerrechten. Dat hield in dat ze mochten meebeslissen in het bestuur van de stadstaat. Zo ontstond in Athene een democratie. Iemand met burgerrechten noemen we een burger. Burgers waren in de stadstaat het belangrijkst.

Niet alle inwoners van Athene waren burgers. Er bestond grote ongelijkheid onder de inwoners van de stadstaat. Ten eerste waren er slaven en vrije mensen. Een slaaf is iemand die het eigendom is van iemand anders. Een slaaf is dus onvrij en heeft geen burgerrecht. Ongeveer een derde van de bevolking was slaaf.

Ten tweede was er ook ongelijkheid tussen vrije mensen onderling. Zo waren vrije mannen belangrijker dan vrije vrouwen. Vrouwen hadden geen burgerrecht. Mannen namen alle belangrijke beslissingen in het gezin. Vrouwen bleven thuis: zij deden het huishouden.