Een infectiecyclus is een clinisch proces van voorwaarden die alle aanwezig moeten zijn om een infectie te veroorzaken.
Als een van de volgende voorwaarden ontbreekt, blijft een infectie achterwege:
Er moeten micro-organismen aanwezig zijn.
Er moet een geschikte leefomgeving voor micro-organismen aanwezig zijn. Dat wil zeggen: een omgeving waarin micro-organismen kunnen leven en waarin ze zich eventueel kunnen vermenigvuldigen. Vaak is dat een vochtige, warme omgeving. Het kan ook een zuurstofrijke of juist een zuurstofarme omgeving zijn.
Micro-organismen moeten de leefruimte kunnen verlaten. Als deze leefomgeving een mens is, kan dat bijvoorbeeld via ontlasting, braaksel, uitgeademde lucht en bloed.
Micro-organismen moeten na het verlaten van de leefomgeving verder getransporteerd worden. Dit kan op verschillende manieren, bijvoorbeeld via lucht, water, voedsel, insecten, gebruiksvoorwerpen of via de mens.
Nadat de micro-organismen getransporteerd zijn, moet hun nieuwe leefomgeving een toegangspoort hebben: een mogelijkheid om binnen te dringen. Een toegangspoort tot het menselijk lichaam kan bijvoorbeeld een wond zijn.
Om infectie te voorkomen, moet de infectiecyclus dus doorbroken worden. Dat is mogelijk in elk stadium van de cyclus. Het best is om de bron aan te pakken en de aanwezigheid van micro-organismen te voorkomen. Als verpleegkundige doe je dat bijvoorbeeld door goede handhygiëne toe te passen. Je voorkomt ermee dat micro-organismen zich via jouw handen kunnen verplaatsen.