Opbouw

De opbouw van de huid

De huid (cutis) bestaat uit 2 lagen. Dat zijn de opperhuid en de lederhuid. Het onderhuids bindweefsel verbindt de huid met de eronder liggende structuren. Het onderhuids bindweefsel hoort strikt genomen niet tot de huid. Toch wordt het hier besproken, omdat onderhuids bindweefsel onlosmakelijk met de huid verbonden is.

Opperhuid

De opperhuid (epidermis) bestaat uit meerlagig plaveiselepitheel. Een erg belangrijke functie van dit deel van de huid is weerstand bieden aan mechanische, biologische en chemische invloeden van buitenaf. De allerbuitenste laag van de epidermis heeft het meest te verduren. Deze laag heeft dan ook een slijtfunctie; hij bestaat uit afgestorven cellen, die na verloop van tijd loslaten. Van binnenuit worden continu nieuwe cellen aangevoerd. Zo wordt de hele opperhuid geleidelijk, in ongeveer 28 dagen, compleet vervangen.

De opperhuid is niet doorbloed en bevat geen lymfevaten. Vanuit bloedvaten in de lederhuid wordt de opperhuid van zuurstof en voedingsstoffen voorzien. De opperhuid bestaat uit vijf lagen. Van binnen naar buiten zijn dat:

 

Lederhuid

 

De lederhuid (dermis) bestaat voornamelijk bindweefsel. Er zijn twee lagen in de lederhuid. Dat zijn van binnen naar buiten:

In de lederhuid bevinden zich zenuwen, lymfevaten en bloedvaten. Ook vind je er veel zintuigcellen, die zorgen voor het huidgevoel. In de lederhuid tref je bovendien een aantal ingezonken structuren aan die door de opperhuid gevormd zijn.

 

Onderhuids bindweefsel

Zoals de naam al aangeeft, hoort het onderhuisd bindweefsel(subcutis) strikt genomen niet bij de huid. De huid is er wel onlosmakelijk mee verbonden. Op veel plaatsen zit de lederhuid door middel van bindweefselvezels aan het onderhuids bindweefsel vast. Hierdoor is de grens tussen beide lagen niet heel duidelijk. Het onderhuids bindweefsel bestaat uit losmazig bindweefsel, waardoor de huid op veel plaatsen goed verschuifbaar is ten opzichte van de onderliggende weefsels. In het onderhuids bindweefsel bevinden zich bloedvaten en lymfevaten, zenuwen en huidzintuigcellen.

In bepaalde delen van het lichaam bevat het onderhuids bindweefsel een groot aantal vetcellen. Waar dit het geval is, spreek je van onderhuids vetweefsel. Sommige plaatsen bevatten relatief veel onderhuids vetweefsel. Voorbeelden zijn de huid van de buik, van de bovenbenen en van de heupen. In andere delen is er juist weinig onderhuids vetweefsel, zoals in de huid van de oogleden en van de handrug. Verdeling en hoeveelheid vetweefsel zijn ook afhankelijk van het geslacht. Vrouwen hebben in verhouding meer onderhuids vetweefsel dan mannen, en op andere plaatsen (borsten, schouders, heupen).

Het onderhuidse vetweefsel functioneert als warmte-isolator, als reservevoorraad brandstof en op sommige plaatsen, zoals de handpalmen en voetzolen, als stootkussen.