functie

De meeste dieren op aarde hebben een skelet. Het skelet beschermt de hersenen en de rest van onze kwetsbare ingewanden. Ook zitten er aan het skelet spieren vast. Doordat de spieren aan het skelet vastzitten, kunnen dieren bewegen. Ook geeft het skelet vorm aan het lichaam van de dieren. Bij de mensen en vele andere dieren zit het skelet aan de binnenkant. Maar er zijn ook veel dieren waarbij het skelet aan de buitenkant zit. Als het skelet aan de binnenkant zit, dan noemen we dat een inwendig skelet. Zit het skelet aan de buitenkant, dan heeft het organisme een uitwendig skelet. De meeste dieren met een inwendig skelet voelen lekker zacht aan. Dieren met een uitwendig skelet zijn hard aan de buitenkant. Mensen hebben een inwendig skelet. Hoewel de meeste dieren op aarde een skelet hebben, bestaan er ook veel organismen zonder skelet. Maar wat zijn nou echt de functies van het skelet ?.

1. Onze botten zijn hard en stevig waardoor we rechtop kunnen staan. Ze geven ons stevigheid. Zouden we geen stevige botten hebben dan zouden we als een pudding in elkaar zakken

2. Sommige botten bieden belangrijke tere organen bescherming. De hersenen worden bijvoorbeeld beschermd door de botten van de schedel. Hart en longen worden beschermd door de botten van de ribbenkast

3. In veel pijpbeenderen maken we bloedcellen aan

4. In de lange holle botten slaan we vet op.

5. Ons skelet (geraamte) geeft ons vorm. De vorm van het lichaam is aangepast aan de omgeving waar het dier in leeft en de leefstijl die het dier er op nahoudt. Bij dieren is de vorm van de poten aangepast aan de leefstijl van het dier. Mensen lopen rechtop en hebben zeer beweeglijke armen en handen.

6. Onze botten maken ook beweging mogelijk. Dat zit zo; tussen de botten zitten gewrichten die beweging mogelijk maken. Samen met de spieren die aan de botten vastzitten zorgen de gewrichten ervoor dat wij ons kunnen bewegen.

Niet alle botten zitten aan elkaar vast. Als alle botten aan elkaar vast zouden zitten, dan is bewegen erg moeilijk. Daarom zitten botten met verschillende verbindingen aan elkaar: gewrichten bijvoorbeeld. Bij het rolgewricht rollen elleboog en spaakbeen om elkaar heen. Hierdoor kan de hand draaien. In je heup zit een kogelgewricht. Het dijbeen heeft als uiteinde namelijk de vorm van een kogel. En die past precies in het komvormige deel van het heupbeen. Daardoor kunnen je benen bijna alle kanten op. Maar er zijn ook andere verbindingen, zoals een kraakbeenverbinding. Tussen de wervels zitten tussenwervelschijven van kraakbeen. Hierdoor kan je rug een beetje bewegen. Het ingewikkeldste gewricht is de knie: dit is een scharniergewricht en het wordt beschermd door de knieschijf. Het kniegewricht lijkt op een scharnier, zoals bij een deur. Dankzij kraakbeenverbindingen en gewrichten hebben wij zo’n flexibel skelet dat we kunnen lopen, rennen, dansen en sporten. De één wat beter dan de ander natuurlijk, hè.

Er zijn vier botverbindingen om deze 200 botten aan elkaar vast te zetten:

Met een naadverbinding (geen beweging meer mogelijk tussen de botten)

Vergroeid (geen beweging meer mogelijk tussen de botten)

Met kraakbeen (een beetje beweging mogelijk tussen de botten)

Met een gewricht (veel beweging mogelijk tussen de botten)