opbouw

Het menselijk skelet is opgebouwd uit: de schedel. De wervelkolom: zeven halswervels, twaalf borstwervels, vrij lendenwervels, het heiligbeen en het staartbeen. Het tongbeen, het enige bot dat aan geen enkel ander bot vastzit.

Het skelet is een flexibel en sterk geraamte waardoor we rechtop staan en ons kunnen bewegen. Botten beschermen ook onze organen. Een ander woord voor botten is beenderen. Daarom noemen ons skelet wel eens beenderenstelsel.

De botten bestaan uit de volgende materialen: kalk(zouten) en lijmstof. Kalkzouten zorgen voor de stevigheid en hardheid. De lijmstof zorgt ervoor dat je bot een beetje buigzaam blijft. Bij kleine kinderen zijn de botten meer buigzaam doordat er meer lijm stof en minder kalk in hun botten zit. Hoe ouder je wordt, des te steviger je botten worden. Dan bestaan je botten meer uit kalk en minder uit lijmstof.

Melk, bonen en granen kunnen ervoor zorgen dat je botten harder worden, in deze producten zitten voornamelijk kalk.

Wij hebben verschillende soorten botten:

· Naad.

Een naad zijn vergroeide botten. Ze vormen dan samen een geheel. Een voorbeeld hiervan is de schedel. Schedelbeenderen bestaat in het begin uit losse stukjes. Hierdoor kan er ook geen beweging komen in de hersen.

· Kraakbeen.

Sommige botten zij verbonden doormiddel van kraakbeen. Kraakbeen is buigzaam. Daardoor kan een beetje beweging voorkomen. Een voorbeeld hiervan is je borstkast tijdens ademhaling.

· Gewrichten.

Botten kunnen ook verbonden zijn doormiddel van gewrichten. Deze komen vooral voor in benen en armen. Er is veel beweging mogelijk.