Stap 2 - Tweede indeling van Köppen

Neerslagverdeling

Köppen maakte een verdere uitsplitsing aan de hand van de neerslagverdeling gedurende een jaar. Voor de A-, C- en D-klimaten bekeek hij wanneer er een droge periode is:     

winter - w (winter trocken = droge winter)
zomer - s (sommer trocken = droge zomer)
nooit - f (felht = zonder droog seizoen)

A-klimaten

Er is één uitzondering. Bij A-klimaten komt ‘s’ niet voor, maar wel een moesson. Hij gebruikt daarvoor de letter ‘m’.
Het Am klimaat is eigenlijk een extreem Aw klimaat: ook daar is de winter namelijk de droge tijd.
As is heel onlogisch omdat in een warme periode in de tropen er een lagedrukgebied ontstaat (met opstijgende lucht en dus met neerslag). Dat ontstaat als er sprake is van bijzondere omstandigheden (land–zeeverdeling / zeestromen).

moesson - m (moesson, zeer natte periode gevolgd door een vrijwel droge periode van minimaal één maand)

De kleine letters w, s, f en m behoren altijd tot een A-, C- of D-klimaat.

Moesson in Thailand.

B- en E-klimaten

Voor de B- en E-klimaten keek hij naar andere kenmerken. Deze tweede letters zijn hoofdletters want ze verwijzen naar een naam en in het Duits wordt een hoofdletter gebruikt voor een zelfstandig naamwoord.
De B-klimaten kenmerken zich door droogte. Een droog of aride klimaat is een klimaat waar zo weinig neerslag valt dat er geen boomgroei mogelijk is.
Aride klimaten kennen twee landschapstypen: woestijn en steppe. Het verschil legde hij bij 200 mm p/j.
Om precies te zijn: het gaat om het verschil tussen neerslag en verdamping. Daarbij is de temperatuur belangrijk. Dus bij een koud gebied met weinig neerslag kun je een BS aantreffen en met dezelfde hoeveelheid neerslag een BW in een warm gebied.

Woestijn - W (minder dan 200 mm p/j, zie uitleg boven)
Steppe - S (meer dan 200 mm p/j, zie uitleg boven)


Ook 1200 mm p/j is meer dan 200 mm p/j, maar dan kun je niet meer spreken van een droog klimaat. Het is niet officieel, maar sommige geografen gebruiken daar de grens van 300 tot 500 mm p/j voor. Het verschil tussen 300 en 500 wordt dus veroorzaakt door het verschil in verdamping (temperatuur)

Een BW-klimaat

Voor de E-klimaten is de neerslag niet van belang. In deze klimaten ligt de hoogste temperatuur altijd onder de 10 oC.
We kennen drie E-klimaten. Voor het verschil kijken we naar de temperatuur:

Toendra -T(undra) (warmste maand boven de 0 graden)
IJskap -F(rost)   (felht: temperatuur komt nooit boven de 0 graden)
Hooggebergte -H(ochgebirge) (hooggebergte, temperatuur komt nooit boven de 0 graden)


Het gaat nog steeds over maandgemiddelden. Verder is het EH een klimaat waarbij het maandgemiddelde wel boven de 0 graden kan komen, maar niet boven de 10 graden (boomgrens). Dat is het gebied van de Alpenweide.
Het grote verschil met ET en EF is de grote variatie in temperaturen (dag en nacht), waardoor sterke mechanische verwering optreedt.
Bij de polen varieert die temperatuur met de seizoenen en dat is minder vaak per jaar.

In een schema:

1e: Grove indeling

Benaming 2e: Neerslagverdeling
A Tropische (regenwoud)klimaten
  • f: regenwoud (zonder droog seizoen)
  • m: moesson
  • w: savanne (met droge winter)
B Woestijn- of droge klimaten
  • W: Woestijn
  • S: Steppe
C Zee- of maritieme klimaten
  • s: droge zomer
  • w: droge winter
  • f: zonder droog seizoen
D Land- of continentale klimaten
  • s: droge zomer
  • w: droge winter
  • f: zonder droog seizoen
E Poolklimaten
  • T: Toendra
  • F: Frost (sneeuw)
  • H: Hooggebergte

Uitzondering: Het tropische savanneklimaat kreeg de notatie Aw mee (met een droge winter). Op enkele zeldzame plekken in de wereld met een savanneklimaat komt het echter voor dat de droge periode in de zomer valt. We spreken in dat geval van een As-klimaat. Dit komt bijvoorbeeld voor in Hawaï, op Sri Lanka en in Somalië.

Je ziet vaak de aanduiding Aw/As-klimaat samengevoegd staan voor een tropisch savanneklimaat.

Kenmerken van de klimaten

Af tropisch regenwoudklimaat
Am moessonklimaat
Aw/As tropisch savanneklimaat
   
BS steppeklimaat
BW woestijnklimaat
   
Cf zeeklimaat
Cs mediterraan klimaat*
Cw chinaklimaat**
   
Df land- of continentaal klimaat met neerslag gedurende het hele jaar
Ds land- of continentaal klimaat met droge zomers
Dw land- of continentaal klimaat met droge winters
   
ET toendraklimaat
EF sneeuwklimaat/ijsklimaat
EH hooggebergteklimaat

* Verwijst naar de Middellandse Zee waar dit klimaattype het eerst werd waargenomen
** Verwijst naar China waar het grootste klimaattype te vinden is