Als je verhaalfiguren met elkaar praten, dan moet je duidelijk aangeven wie aan het woord is. Dat mag natuurlijk niet saai worden.
Liesbeth zei: 'Ga je mee?'
Guus zei: 'Dat is goed.'
Liesbeth zei: 'Doe je wel zachtjes?'
Het bovenstaande kan in je verhaal erg saai klinken. Je kunt dit ook anders opschrijven.
'Ga je mee?' vroeg Liesbeth mysterieus.
'Dat is goed,' antwoordde Guus lachend.
'Doe je wel zachtjes?'
Dit klinkt al een stuk beter! Door de manier van praten toe te voegen, krijgen we meer mee van de sfeer. Je hoeft ook niet steeds de namen van de personen te herhalen als door de loop van het dialoog ook duidelijk wordt wie wat zegt.
In de video van de vorige opdracht werd het gebruik van aanhalingstekens en de dubbele punt ook uitgelegd. Je hebt deze kennis nodig als je in je verhaal dialogen verwerkt. In DIT artikel kun je er nog meer over lezen.
Vind je het gebruik van leestekens lastig? Houd de blox dan in de gaten. In de blox wordt het gebruik van leestekens een aantal keer behandeld.
Leestekens en hoofdletters https://www.youtube.com/watch?v=wecbJEAUWvo