Bij het voltooid deelwoord gaat het om zinnen die gaan over dingen die eerder zijn gebeurd. Dit is ook zo bij de verleden tijd, dus verwar deze tijden niet met elkaar.
Bij het voltooid gaat om dingen die ooit zijn gebeurd en er wordt daarbij verteld hoe het nu is.
De vervoegingen bij het voltooid deelwoord zijn:
- t
- d
Je bepaalt de uitgang van het werkwoord door te kijken naar de laatste letter in de stam (als je de werkwoord - en manier toepast).
Laatste letter van de stam in 't kofschip x?
Ja --> werkwoord in de vorm van het voltooid deelwoord+ t
Nee --> werkwoord in de vorm van het voltooid deelwoord + d
Bijvoorbeeld;
- (Ruilen) Ik heb mijn lolly voor een Snicker ...
Stam:
Ruilen - en = ruil
Ik ruil
De laatste letter van de stam is een 'l'.
'T kofschip x --> 'l' zit er niet in, dus: -d
Stam + d
- Ik heb mijn lolly voor een Snicker geruild.
- (Verhuizen) Ik ben naar Wassenaar ...
Stam:
Verhuizen - en = verhuiz
Ik verhuis
De laatste letter van de stam is een 'z'.
'T kofschip x --> 'z' zit er niet in, dus een: -d
Stam + d
- Ik ben naar Wassenaar verhuisd.
(Als je de stam had gebruikt van 'het hele werkwoord - en' en je had daar de vervoeging aan toegevoegd, dan kreeg je 'verhuizd'. Kijk voor de laatste letter in de stam dus naar de 'hele werkwoord - en' vorm, maar plak de vervoeging aan de 'stam van de ik-vorm).