Remedierend (herhaling)

Fenotype en genotype

Eerder in het hoofdstuk is het verschil tussen genotype en fenotype aan bod gekomen.

Met genotype bedoelen we de informatie voor alle erfelijke eigenschappen van een organisme. Het genotype is dus eigenlijk een soort bouwplan voor wie jij bent, hoe jouw lichaam in elkaar zit en hoe jij eruit komt te zien. Deze informatie is onveranderlijk en zal vrijwel altijd hetzelfde blijven. Deze erfelijke eigenschappen heb je geerfd van jouw ouders. Van deze informatie komt 50% van jouw vader en 50% van jouw moeder. Samen vormt deze informatie wie jij bent. Het genotype zit in jouw DNA. DNA is de drager van jouw erfelijke eigenschappen.

Het fenotype is vervolgens hoe jouw genotype in jouw uiterlijk tot uiting komt. Je fenotype is dus hoe jij eruit ziet, wat voor haarkleur je hebt, wat voor oogkleur jij hebt, etc. Als je bijvoorbeeld genen hebt voor blond haar, dan zal jij blond haar krijgen. Het fenotype staat echter niet vast. Je haar kunt je namelijk verven. In dit geval verandert het genotype niet, maar het fenotype wel.

 

Homozygote en heterozygote genen

Iedere lichaamscel bevat al jouw erfelijke informatie. Zo bevatten de cellen in jouw pink ook de erfelijke informatie voor jouw oogkleur. Deze cellen hoeven daar verder niets mee te doen, maar zij hebben deze informatie dus wel. We zeggen ook wel dat iedere lichaamscel een genenpaar bevat dat informatie heeft voor jouw oogkleur. Erfelijke informatie ligt namelijk opgeslagen in een genenpaar bestaande uit twee genen. Eén van deze genen is afkomstig van jouw vader en het andere gen van jouw moeder.

Een genenpaar kan twee keer dezelfde genen bevatten. Zo kun je bijvoorbeeld van je vader een gen voor blauwe ogen krijgen en van je moeder ook een gen voor blauwe ogen. In dit geval heb je twee keer hetzelfde gen, namelijk twee keer het gen voor blauwe ogen. Dit noem je homozygoot.

Het kan ook zo zijn dat je twee keer een ander gen hebt voor een erfelijke eigenschap. Zo kun je van je vader het gen voor bruine ogen krijgen en van je moeder een gen voor blauwe ogen. Je hebt dan twee verschillende genen voor oogkleur. Dit noem je heterozygoot.

 

Dominante en recessieve genen

Als jouw DNA twee keer hetzelfde gen voor de oogkleur bevat, bijvoorbeeld twee keer het gen voor blauwe ogen, dan zul jij ook blauwe ogen krijgen. Als jouw DNA twee verschillende genen bevat voor oogkleur, bijvoorbeeld één gen voor bruine ogen en één gen voor blauwe ogen, dan zal alleen het sterkere gen tot uiting komen. In dit geval zal dit het gen voor bruine ogen zijn, aangezien dit gen dominant is over het gen voor blauwe ogen. Een dominant gen komt altijd tot uiting in jouw fenotype. Het andere gen, in dit geval het gen voor blauwe ogen, noem je het recessieve gen. Een recessief gen komt alleen tot uiting in het fenotype als er geen dominant gen aanwezig is.

Een dominant gen geef je altijd aan met een hoofdletter, zoals de A.
Een recessief gen geef je vervolgens aan met een kleine letter, zoals de a.

Je gebruikt hiervoor dezelfde letter. Welke letter je gebruikt maakt niet veel uit, maar zorg ervoor dat je zelf goed het onderscheid kunt maken tussen de hoofdletter en de kleine letter.