Je merkt dat een kind niet zo goed een bal kan vangen (=signaal) en je wilt daar aan werken.
Je vraagt na bij leerkracht, je leest literatuur (kijk bij extra materiaal oefenopdracht 1) je kijkt in oude observaties, verslagen. Je zet de bevindingen op schematisch op een rij.
Je overlegt met de leerkracht en die geeft aan bedenk maar een aantal activiteiten (oefenopdracht 2) Een bal vangen hoort bij de motorische ontwikkeling. (Het is dus echt wel belangrijk dat je kijkt naar de literatuur: wat moet een kind op welke leeftijd kunnen). Jij bedenkt een aantal activiteiten om de motorische ontwikkeling te stimuleren. Een activiteit voer je uit (=onderdeel naar keuze) (oefenopdracht 5).
Oefenopdracht 1 | Opdracht O1: Verzamelen van informatie en trekken van conclusie |
Rapportage Feedbackformulier |
Oefenopdracht 2 | Bedenken van activiteiten |
Proef-examenverslag Feedbackformulier |
Oefenopdracht 5 | Uitvoeren van twee activiteiten |
Activiteitenplan Reflectieverslag Feedbackformulier |
Deze opdrachten komen terug in exameneenheid D