Om makkelijk getallen te kunnen omrekenen (zoals de prijs van twee kilo appels als je de prijs van vijf kilo appels weet) kun je gebruik maken van een verhoudingstabel.
| Aantal kg | 5 | 1 | 8 |
| Prijs in € | 4,00 | 0,80 | 6,40 |
Je rekent met een verhoudingstabel dus eerst terug naar de prijs van één eenheid, en daarna door naar de prijs van de eenheid die je wil weten.
Verhoudingstabellen kun je ook goed gebruiken bij schaalrekenen. Tekeningen en modellen zijn vaak op schaal. Dit betekent dat de lengtes op de tekening of model in verhouding even groot zijn als in het echt. De schaal wordt aangegeven als 1 : x . Op de plaats van x komt te staan hoeveel één centimeter op de tekening in het echt is.
Je kunt een verhoudingstabel gebruiken om de schaal uit te rekenen. Dit ziet er zo uit:
| cm Model | 2,50 | 1 |
| cm Werkelijk | 200 | 80 |
Schematisch is dit:
| cm Model | A | 1 |
| cm Werkelijk | B | C |
In vak 'A' vul je het aantal cm in dat je hebt gemeten.
In vak 'B' vul je het aantal cm in dat 'A' in het echt is.
Vak 'C' reken je uit door 'B' door 'A' te delen.
Procenten zijn, net als breuken, een manier om een deel van een geheel te weergeven. Een percentage reken je uit door: . Je kunt dit doen met verhoudingstabellen, kruisproducten of met een rekensom.
| Getal | 50 | x |
| Percentage | 100 | 20 |
Je rekent in dit geval x uit door te kijken wat de verhouding is tussen 100 en 20. Om van 100 naar 20 te komen moet je delen door 5. Dit doe je ook met 50. 50 ÷ 5 = 10
20% van 50 is dus 10.
Je kunt jezelf controleren met :
| Getal | A | C |
| Percentage | B | D |
Door te rekenen met kruisproducten kun je snel missende vlakken in en tabel uitrekenen. Het is namelijk zo dat . Om C uit te rekenen gebruik je dan
.