Longfunctiegrootheden

Bij een longfunctieonderzoek worden bepaalde longfunctiegrootheden gemeten.

Onderstaande waarden zijn gemiddelden - sommigen hiervan kunnen bij man / vrouw verschillen.

 

Ademvolume (VT) -
De hoeveelheid lucht die in rust in 1 ademteug wordt ingeademd, 0,5 liter.

Inspiratoir reservevolume (IRV) -
De hoeveelheid lucht die na een normale inademing nog extra ingeademd kan worden. Omdat de longen van mannen groter zijn dan die van vrouwen verschilt dit aantal - mannen hebben hier gemiddeld 3 liter, vrouwen ongeveer 2 liter.

Expiratoir reservevolume (ERV) -
De hoeveelheid lucht die na een gewone uitademing nog extra uitgeademd kan worden. Dit is bij beide geslachten hetzelfde, namelijk 1 liter.

Vitale capaciteit (VC = IRV + VT + ERV) -
De hoeveelheid lucht die na een maximale uitademing maximaal kan worden ingeademd. Hierbij verschilt het gemiddelde niet alleen per geslacht, maar is ook afhankelijk van lengte, leeftijd en etniciteit.
Deze waarde geeft nog niet voldoende informatie over de functionele toestand van de longen. Het gemiddelde bij de man is 4,5 liter en bij vrouwen 3,5 liter.

Eénsecondelongcapaciteit (FEV1) -
De hoeveelheid lucht die in één seconde uitgeademd kan worden. Het is een maat voor de doorgankelijkheid van de luchtwegen. Omdat bij een verlaagde VC natuurlijk ook de éénsecondelongcapaciteit verlaagd is heet deze meting ook wel FEV1/VC. De ratio is bij jongvolwassenen ongeveer 83%, bij ouderen neemt het geleidelijk af tot zo’n 70%.

Residuvolume (RV) -
De hoeveelheid lucht die na een maximale uitademing in de longen achterblijft. Bij mannen is dit 1,5 liter, bij vrouwen ruim 1 liter.

Totale longcapaciteit (TLC = VC + RV) -
De hoeveelheid lucht die de longen bevatten na maximale inademing. Dit is 6 liter bij mannen, 4,5 liter bij vrouwen.

Functionele residulongcapaciteit (FRC = ERV + RV) -
De hoeveelheid lucht die na een rustige uitademing nog in de longen is; 2,5 liter, ookwel ‘de functionele reservelucht’.