Regulatie van de ademhaling

De ademhalingsspieren zijn opgebouwd uit dwarsgestreept spierweefsel.
‘normale’ dwarsgestreepte spieren kun je bewust laten samentrekken, maar ademhaling is een proces dat voor een groot deel reflexmatig verloopt en
waar de wil normaliter geen nauwelijks invloed op heeft - al kun je er natuurlijk wel invloed op uitoefenen.

Het buiten de wil om verlopen van de ademhaling wordt ook wel het ademautomatisme genoemd.

 

Het ademhalingscentrum bevindt zich in het verlengde merg en in de pons (onderdeel van de hersenstam)

Hier bevinden zich concentraties zenuwcellen die zodanig samenwerken dat ze het functionele centrum voor de ademregulatie vormen.

Het ademhalingscentrum reguleert de in- en uitademing, de ademfrequentie en de ademdiepte. Het stuurt impulsen naar de spieren van het diafragma en naar de tussenribspieren.

Deze impulsen laten de ademhalingsspieren samentrekken, waardoor de inspiratie volgt.
In rust worden de spieren zo aangestuurd dat er gemiddeld vijftien keer per minuut adem wordt gehaald.

 

Om de ademhaling goed te kunnen regelen moet het ademhalingscentrum informatie krijgen over het proces van de ademhalingsbewegingen.

Hiervoor zitten er in de wand van de bronchiën rekkingsgevoelige sensoren.
Deze worden geprikkeld wanneer de wand uitrekt en staan in verbinding met het ademhalingscentrum.  

Het ademhalingscentrum zorgt er ook voor dat het CO2-gehalte in het bloed niet te hoog wordt.