Dode ruimte

Een gedeelte van de ruimte in de luchtwegen wordt de dode ruimte genoemd. Dit is het stuk in de luchtwegen waar geen gaswisseling plaatsvindt.
Er is

 

In de anatomisch dode ruimte is geen gaswisseling mogelijk omdat er geen plaatepiteel is. We hebben het hier over de luchtpijp, bronchiën en bronchiolen. Het volume van deze ruimte is ongeveer 150 ml.
De functie van deze ruimte is dat de gasspanningen in de longblaasjes geen sterke schommelingen ondergaan.
Na een uitademing bevat deze ruimte ‘vervuilde’ alveolaire lucht. Bij inademing wordt deze lucht gemengd met ‘verse’, waarna het in de longblaasjes komt.

 

De alveolaire dode ruimte is de ruimte in het alveolaire gebied waar de capillairnetwerken (tijdelijk) niet doorbloed zijn waardoor er geen gaswisseling plaatsvindt.

Bij de longen in rust doet zich een dergelijke situatie voor; de longtoppen zijn niet ontplooid en dus ook nauwelijks doorbloed.

De alveolaire dode ruimte zorgt voor reservecapaciteit en hangt samen met het inspiratoir reservevolume.


Samen worden deze ruimtes ook vaak de fysiologische dode ruimte genoemd.