Naast de persoonsvorm kan er in een zin een voltooid deelwoord staan. Een voltooid deelwoord begint vaak met ge-, be-, ver-, her- of ont- en wordt in de zin voorafgegaan door een ander werkwoord:
- Ik heb gelopen.
gelopen = voltooid deelwoord
heb = persoonsvorm
- Hij is veranderd.
veranderd = voltooid deelwoord
is = persoonsvorm
Het voltooid deelwoord van sterke werkwoorden eindigt vaak op -en (zoals gelopen). Het voltooid deelwoord van zwakke werkwoorden eindigt op een 'd' of 't'. Weet je niet zeker wat het moet zijn dan kun je ook hier 't taxikofschip voor gebruiken.
In elke zin staat een persoonsvorm, soms is dat een werkwoord dat vaak als voltooid deelwoord wordt geschreven en vinden mensen het raar om een 't' op het einde te schrijven. Als je oplet om welke vorm het gaat en je volgt de regels dan gaat het goed, kijk naar betalen:
Hij heeft betaald - betaald = voltooid deelwoord en de 'l' zit niet in 't taxikofschip dus een 'd' op het einde.
Hij betaalt - betaalt = persoonsvorm tegenwoordige tijd, dus ik-vorm + t.