Ma 1-11 Vrij 5-11

Aufgabe Grammatik

Je gaat wat grammatica herhalen, omdat deze er nog niet goed inzit

 

 

In het vorige gedeelt heb je woorden gehad die te maken hebben met verjaardag. In dit gedeelte ga je met grammatica aan de slag.

Het Duits heeft een aantal regels die je gewoon moet weten. Je gaat kennismaken met de lidwoorden, zelfstandignaamwoorden en werkwoorden.

Eerst krijg je een uitlegvideo, daarna maak je de opdrachten eronder. Let op!

 

Lidwoorden

In het Nederlands hebben we de lidwoorden: de, het en een.

In het Duits zijn er (net zoals in het Nederlands) drie geslachten voor (lid)woorden: mannelijk, vrouwelijk en onzijdig. Verder zijn er bepaalde lidwoorden (zoals 'de' of 'het' in het Nederlands) en onbepaalde lidwoorden (zoals 'een' in het Nederlands).

Het is moeilijk te weten of een woord mannelijk, vrouwelijk of onzijdig is. Daarom is het belangrijk dat je het lidwoord van de woordjes die je leert ook kent. Er zijn gelukkig wel een paar regeltjes die je kunnen helpen.

 

Oefeningen

Der die das

Der die das

Zelfstandig naamwoorden

In het vorige blok heb je geleerd over  lidwoorden. Je hebt ook geleerd over Duitse lidwoorden der, die en das. Dit is belangrijk, omdat je in het Duits alle zelfstandig naamwoorden met een hoofdletterschrijft.

Dus alle woorden, waar je der, die of das voor kunt zetten: bijv. der Mann, die Frau, das Kind, das Schönste [=het mooiste], das Wichtigste [= het belangrijkste]

 

Oefening

In de onderstaande tekst missen de hoofdletters, schrijf de tekts over met hoofdletters.

Werkwoorden

Je gaat aan de gang met werkwoorden haben, sein en regelmatige werkwoorden in het Duits.

 

 

 

 

Oefeningen

Logo

Je kijkt een uitzending van Logo en maakt een samenvatting van minstens 80 woorden in het Nederlands.

Zet je werk in Seesaw en met een link  Datum van de uitzending Logo in Egodact in je logboek.

 

Languagenut

Je maakt de opdrachten die klaar staan in Languagenut.