Ma 24-10 Vrij 28-10

Grammatik

We gaan deze week wat grammatica herhalen.

Lidwoorden

In het Nederlands hebben we de lidwoorden: de, het en een.

In het Duits zijn er (net zoals in het Nederlands) drie geslachten voor (lid)woorden: mannelijk, vrouwelijk en onzijdig. Verder zijn er bepaalde lidwoorden (zoals 'de' of 'het' in het Nederlands) en onbepaalde lidwoorden (zoals 'een' in het Nederlands).

Het is moeilijk te weten of een woord mannelijk, vrouwelijk of onzijdig is. Daarom is het belangrijk dat je het lidwoord van de woordjes die je leert ook kent. Er zijn gelukkig wel een paar regeltjes die je kunnen helpen.

 

 

Der die das

Der die das

Zelfstandig naamwoorden

In het vorige blok heb je geleerd over zelfstandig naamwoorden en lidwoorden. Je hebt ook geleerd over Duitse lidwoorden der, die en das. Dit is belangrijk, omdat je in het Duits alle zelfstandig naamwoorden met een hoofdletterschrijft.

Dus alle woorden, waar je der, die of das voor kunt zetten: bijv. der Mann, die Frau, das Kind, das Schönste [=het mooiste], das Wichtigste [= het belangrijkste]

 

➜ Maak de volgende oefeningen:
1. Hoofdletters
2. Hoofdletters Frans Bauer
 

 

Opdrachten voor 2e en 3e jaars

In de onderstaande tekst missen de hoofdletters, schrijf de tekts over met hoofdletters.

Logo

Je kijkt een uitzending van Logo en maakt een samenvatting van minstens 80 woorden in het Nederlands.

Zet je werk in Seesaw en met een link  Datum van de uitzending Logo in Egodact in je logboek.