Opgave 1.
a] Bereken de molariteit van propaan-1-ol (C3H7OH) als je 20 mmol propaan-1-ol oplost in 400 mL water.
b] Bereken hoeveel mol propaan-1-ol voorkomt in 300 mL 0,12 M propaan-1-ol.
Opgave 2.
a] Bereken de molariteit van methanol (CH3OH) als je 10 gram methanol mengt met water. Het totale volume is 250 mL.
b] Bereken de molariteit van methanol als je 40 mL 0,20 M methanol mengt met 460 mL water.
Opgave 3.
Je hebt kalkwater waarin de concentratie calciumionen 0,0300 M is.
a] Geef de vergelijking van het indampen van dit kalkwater.
b] Bereken hoeveel gram vaste stof je overhoudt als je 100 mL van dit kalkwater indampt.
Opgave 4.
Bereken hoeveel mL water je bij 200 mg glycol (C2H6O2) moet doen om een oplossing te krijgen waarin de molariteit van glycol 2,0x10-2 M is.
Opgave 5.
a] Bereken hoeveel mol chloride-ionen voorkomen in 200 mL 0,20 M natriumchloride.
b] Bereken hoeveel mol kaliumionen voorkomen in 300 mL 0,15 M kaliumsulfaat (K2SO4).
c] Bereken hoeveel gram calciumchloride (CaCl2) je op moet lossen om 200 mL te maken van een oplossing met [Cl-] = 0,30 M.