Argument = deze gebruik je om een reden waarom je iets doet of juist niet doet te onderbouwen. Je kunt met argumenten ook beslissen of je iets vindt of niet vindt.
Voorbeeld: ''Binnen vind ik het gezellig, omdat we allemaal samen Monopoly spelen!''
Je vindt het binnen gezellig - waarom? - we spelen allemaal samen Monopoly (= argument).
Met behulp van argumenten kan je anderen overtuigen, waarom iets wel of niet zo is.