Werkwoordspelling

De meeste fouten in sollicitatiebrieven worden gemaakt op het gebied van werkwoordspelling.

In blok 1 hebben we alle werkwoordspelling behandeld: tegenwoordige tijd, verleden tijd, voltooide en tegenwoordige deelwoorden en Engelse werkwoorden.

Maak eerst de instaptoets werkwoordspelling om te kijken of je dit onderdeel nog beheerst 

7-8 antwoorden goed: ga direct door naar 'Indeling sollicitatiebrief'. Je kan natuurlijk om extra zeker te zijn de uitleg hieronder over werkwoordspelling nog even doorlezen.

5-6 antwoorden goed: kijk goed op welk gebied je nog fouten hebt gemaakt, en lees die uitleg specifiek nog door hieronder.

0-4 antwoorden goed: lees de uitleg hieronder goed door en test jezelf dan in Lesson Up om te kijken of je de stof nu beter beheerst.

Lesson Up Werkwoordspelling

 

Uitleg werkwoordspelling

De uitleg over werkwoordspelling bestaat uit vier onderdelen: Tegenwoordige tijd, verleden tijd, voltooid deelwoord en Engelse werkwoordspelling. Kijk waar jij nog uitleg over nodig hebt.

Tegenwoordige tijd

Voor spelling van de tegenwoordige tijd van werkwoorden is het nodig dat je de ik-vorm vindt. Deze gebruik je voor de vervoeging in het enkelvoud. Bijvoorbeeld: komen - ik kom. Bij veel werkwoorden is de ik-vorm hetzelfde als de stam, dan hoef je allen -en eraf te halen. Maar soms verandert de ik-vorm, zoals bij schrijven - ik schrijf. Reizen - ik reis. De stam alleen is dan niet genoeg.

Voor het meervoud gebruik je het hele werkwoord.

Voorbeeld vervoeging:

Enkelvoud ik-vorm bij ik en voor jij ik vind, vind jij?
  ik-vorm + t na jij jij vindt
  ik-vorm + t voor en na 3e persoon mijn moeder vindt
Meervoud hele werkwoord

onze ouders vinden

 

Meestal doe je dit goed. Je schrijft: jij ziet hem. En ook: zie jij hem? Hier heb je geen moeite om wel of geen t te schrijven, dat weet je vanzelf. Het gaat mis wanneer de stam van het werkwoord op een D eindigt. Is het nu vind jij of vindt jij?

Hiervoor bestaat een makkelijk hulpmiddel: vervang in je gedachten het werkwoord met de D in de stam door het werkwoord 'lopen'. Hoor je dan een T als uitgang, schrijf je die ook. Hoor je die niet? Dan schrijf je geen T.

Voorbeeld: mijn vader rijd/rijdt langs mijn school. Vervang in deze zin het werkwoord rijden door lopen: mijn vader loopt langs mijn school. Je hoort een T, dus je schrijft ook een T: rijdt.

Nog een voorbeeld: volgend jaar word/wordt jij hbo-student. Vervang in deze zin het werkwoord worden door lopen: volgend jaar loop jij... Je hoort geen T, dus je schrijft ook geen T: word.

Heb je liever muzikale uitleg, kan je dit liedje bekijken (pas op, het gaat niet meer uit je hoofd!)

 

 

Verleden tijd

Sterke werkwoorden krijgen in de verleden tijd een klinkerwisseling.

Voorbeelden zijn kijken - keken. Zwemmen - zwommen.

Enkelvoud = veranderde stam + klinkerwisseling

ik, jij, hij keek

ik, jij, zij zwom

Meervoud = veranderde stam + en

wij, jullie, zij keken

wij, jullie, zij zwommen

 

Bij zwakke werkwoorden zet je in de verleden tijd -de of -te erachter in het enkelvoud, en -den of -ten erachter in het meervoud.

Enkelvoud = stam + -de of - te

ik, jij, hij juichte

ik, jij, hij durfde

Meervoud = stam + -den of -ten

wij, jullie, zij juichten

wij, jullie, zij durfden

 

Om te kijken of je -de of -te gebruikt, kijk je naar de medeklinkers in het sexy fokschaap. Eindigt het werkwoord wanneer je de -en erafhaalt op één van deze medeklinkers? Dan gebruik je -te in de verleden tijd. Eindigt het werkwoord op een klinker of op een medeklinker die niet in het sexy fokschaap zit? Dan gebruik je -de in de verleden tijd.

Voorbeeld

gooien - ik gooide

knippen - ik knipte

reizen - ik reisde (Let op! Ook al verandert de letter bij het vervoegen, je kijkt naar de laatste letter van het complete werkwoord -en. Daarom gebruik je dus bij reiZen een D).

Voltooid deelwoord

Bij sterke werkwoorden heeft het voltooid deelwoord soms een klinkerwisseling, maar niet altijd, kijk maar: zwemmen- gezwommen. Eten - gegeten. Het eindigt wel meestal op -en.

Bij zwakke werkwoorden eindigt het voltooid deelwoord op een -T of een -D. Hiervoor kan je weer het sexy fokschaap gebruiken, kijk maar: winkelen - gewinkeld. Wokken - gewokt.

De meeste voltooid deelwoorden beginnen met ge-, maar wanneer een werkwoord zelf al een voorvoegsel als be-, ge-, her-, ont- of er- heeft, hoef je er niet nog eens ge- voor te zetten. Kijk maar:

beginnen hij is begonnen
gebruiken wij hebben gebruikt
hervormen de kerk is hervormd
ontdekken jullie hebben dit ontdekt
erkennen hij heeft dit erkend

 

Let weer bij het sexy fokschaap erop, dat je kijkt naar het hele werkwoord -en. Dus verven - geverfd.

Engelse werkwoorden

De Engelse werkwoorden in Nederlandse teksten vervoeg je op dezelfde manier als Nederlandse zwakke werkwoorden.

hele werkwoord ik-vorm tegenwoordige tijd verleden tijd voltooid deelwoord
zappen zap ik zap, jij zapt ik zapte, wij zapten gezapt
saven save ik save, jij savet ik savede, wij saveden gesaved
racen race ik race, jij racet ik racete, wij raceten geracet
downloaden download ik download, jij downloadt ik downloadde, wij downloadden gedownload

 

Wanneer in het Engels de ik-vorm eindigt op de stomme -e, laat je deze staan: save, race, manage.

Verder pas je het sexy fokschaap toe voor de vervoeging. Neem bij de stomme -e de klinker hiervoor: managen, ik manage, ik managede. Racen, ik race, ik racete

Tip: gebruik voor de zekerheid een woordenboek om de vervoeging op te zoeken!