4.1 Cytotrofoblasten en syncytiotrofoblasten

Na de innesteling groeit de syncytiotrofoblast steeds verder door in het endometrium. Rond dag 8-9 bereiken de uitlopers de endometriale klieren en dringen daarin door (figuur 4.1 B en C). Hierdoor ontstaat er contact met het vocht dat door deze klieren wordt geproduceerd. In dit vocht bevinden zich o.a. koolhydraten (glycogeen) en vetten, die door middel van diffusie de embryoblast kunnen bereiken en deze van voedingsstoffen voorzien. In de daarop volgende dagen groeit de syncytiotrofoblast steeds verder in het endometrium. Geleidelijk aan ontstaan er lacunae (holtes) in de syncytiotrofoblast, die nadat de syncytiotrofoblast ook de verwijde capillaire vaten van het endometrium zijn binnengegroeid, zich vullen met moederlijk bloed (figuur 4.1 D). Dit is het begin van de uteroplacentaire circulatie (bloedsomloop in uterus en placenta).

In de embryoblast treden ondertussen ook veranderingen op (figuur 4.1). Er ontstaat een tweelagige kiemschijf bestaande uit de epiblast (hoge kolomvormige cellen) en de hypoblast (kleine vierkante cellen) (dag 7, figuur 4.1 A). De laatste cellaag grenst aan de blastocoel. Er ontstaan nu drie extra-embryonale holten: de amnionholte, de dooierzak en de chorionholte die achtereenvolgens worden beschreven.

Figuur 4.1 De ontwikkeling van de trofoblast en embryoblast in de tweede week na de bevruchting. (A) dag 7 (B) dag 8 (C) dag 9 (D) dag 10 (E) dag 11 (F) dag 12 (G) en (H) dag 13. De toelichting is opgenomen in de bijbehorende tekst (ontleend aan Larsen JW. Human Embryology. Derde druk. Philadelphia, Churchill Livingstone, 2001).