1. Inleiding embryogenese: een samenspel tussen cellen en eiwitten

Auteur: Dr. Madeleine Brouns

Hoe kan het dat uit een bevruchte eicel een zelfstandig organisme kan groeien met een grote diversiteit aan cellen, weefsels en functies? Dit is de centrale vraag in het vak van de embryologie. Als we begrijpen hoe een embryo zich ontwikkelt, dan kunnen we ook beter begrijpen hoe de ontwikkeling van een embryo spaak kan lopen en hoe dit mogelijk voorkomen kan worden middels diagnostiek, therapie of preventie.

Er zijn twee verschillende perspectieven van waaruit de embryogenese (genese: ontstaan) beschouwd kan worden: het morfologische en het moleculaire perspectief. Het eerste perspectief duidt op de vormveranderingen die plaatsvinden (morfo: vorm). Door celdeling ontstaan meerdere cellen die vervolgens differentiëren in verscheidene celtypen en die zich vormen tot verschillende structuren en/of organen. Met het moleculaire perspectief worden de moleculen, met name eiwitten, bedoeld die de vormveranderingen aansturen, controleren en mogelijk maken. Eiwitten worden aangemaakt op basis van de genetische code in het deoxyribonucleïnezuur (DNA) en verzorgen ofwel functies binnen die cel, of beïnvloeden juist het gedrag van een andere cel wanneer een eiwit afgegeven wordt. De twee perspectieven waarmee de embryogenese beschouwd kan worden, zijn onlosmakelijk met elkaar verbonden.

De volgende onderwerpen komen in dit hoofdstuk aan bod: