7.1 Lichamelijke groei en ontwikkeling tot aan de geboorte

Om de groei van de foetus goed te kunnen beoordelen, moet duidelijk zijn hoe ver de zwangerschap is gevorderd. Pas dan kan beoordeeld worden of de groei van de foetus een normaal, dan wel abnormaal patroon vertoont.

Er bestaan verschillende manieren om de duur van een zwangerschap te berekenen:

  1. De beste manier is natuurlijk de duur te berekenen vanaf het moment van conceptie. Dit is echter in de praktijk een moeilijk te bepalen moment. Gerekend vanaf het moment van de conceptie duurt een voldragen zwangerschap 266 dagen (38 weken).
  2. De zwangerschapsduur kan ook berekend worden vanaf de eerste dag van de laatste menstruatie. De meeste vrouwen houden goed hun menstruele cyclus bij. Daarom is deze datum nauwkeurig vast te stellen. De conceptie vindt doorgaans plaats veertien dagen na de eerste dag van de laatste menstruatie. Wanneer de vrouw een onregelmatige cyclus heeft, of er bijvoorbeeld bij de implantatie van de blastocyst wat bloedverlies is opgetreden, is het vaststellen van de zwangerschapsduur op deze wijze minder betrouwbaar. Gerekend vanaf de eerste dag van de laatste menstruatie, duurt een voldragen zwangerschap 280 dagen (40 weken).
  3. Door middel van echografisch onderzoek kan de grootte van het embryo worden vastgesteld en op basis daarvan kan de duur van de zwangerschap worden bepaald. In de eerste fase van de zwangerschap groeien alle embryo’s met dezelfde snelheid. Verschillen in groei, op basis van afwijkingen aan de vrucht of onvoldoende functie van de placenta, treden pas later in de zwangerschap op. De groeidiagrammen die gebruikt worden voor de bepaling van de zwangerschapsduur zijn gebaseerd op metingen aan humane embryo’s en foetussen.

Figuur 7.1 Maten voor foetale groei. De groei van de foetus kan in verschillende maten worden uitgedrukt. Kruin-hiellengte, lengte van het femur (dijbeen), diameter van het hoofd, lengte van de voet. Deze maten zijn allemaal door middel van echografisch onderzoek te bepalen (behalve de kruin-hiellengte).

7.1.1 Trimesters

Een zwangerschap wordt in drie trimesters ingedeeld:

  1. In figuur 7.1 zijn de maten voor foetale groei weergegeven gerekend vanaf het moment van de conceptie. In de praktijk wordt de zwangerschapsduur doorgaans berekend vanaf de eerste dag van de laatste menstruatie (zie boven, zwangerschapsberekening 'b'). Dit betekent dat de eerste twee weken van de zwangerschap ‘loze’ weken zijn, omdat de bevruchting nog niet heeft plaatsgevonden. Na de conceptie is er een periode van twee weken waarin de eerste

    celdelingen, de morulafase, de blastulafase, de implantatie en de ontwikkeling van de tweelagige kiemschijf, gevolgd door de ontwikkeling van de drielagige kiemschijf achtereenvolgens worden doorlopen. Dit is de periode waarin de organogenese (orgaanaanleg) plaatsvindt. Deze periode duurt tot en met de tiende week. Daarna begint de foetale periode, waarin de weefsels en organen rijpen en het lichaam groeit. De trimesters weergegeven in post-ovulatoire weken in figuur 7.1 worden in de praktijk gehanteerd als post-menstruele weken. Het eerste trimester duurt bij beide berekeningen tot week 13.

  2. Uitgaande van dezelfde berekening duurt het tweede trimester van de zwangerschap van week 13 tot week 26. In deze periode ligt de nadruk op de functionele ontwikkeling van de weefsels en organen en minder op de totale lichaamsgroei van de foetus. Aan het einde van het tweede trimester weegt de foetus ongeveer 1000 gram.

  3. Het derde trimester duurt vanaf week 27 tot aan de geboorte. In deze periode neemt het gewicht van de foetus flink toe. Het gemiddelde geboortegewicht na een zwangerschapsduur van 40 weken (is 38 weken na conceptie) voor eerstgeborenen is 3500 gram voor jongens (voor meisjes 3370 gram). Tweede en volgende kinderen zijn ongeveer 160 gram zwaarder bij de geboorte: jongens 3670 gram; meisjes 3520 gram. Naast de spectaculaire groei in dit trimester, voltrekt zich in deze periode ook de functionele rijping van de veel organen (hoofdstuk 8).

7.1.2 Lengtegroei

De lengtegroei kan tijdens de foetale periode op verschillende manieren worden bepaald. Zo zijn er de kruin-hiellengte, de kruin-stuitlengte, de lengte van het femur (dijbeen), de diameter van het hoofd en de lengte van de voet. Deze maten zijn bijna allemaal door middel van echografisch onderzoek te bepalen. Voor al deze maten zijn groeidiagrammen ontwikkeld (figuur 7.1). De kruin-hiellengte is echter een moeilijk te bepalen maat, omdat de foetus doorgaans niet gestrekt in de baarmoeder ligt. Daarom wordt veelal gebruik gemaakt van de kruin-stuitlengte. In figuur 7.2 is door middel van deze maat te zien dat tijdens de foetale periode de lengtegroei een lineair patroon vertoont. Aan het begin van de foetale periode is de kruin-hiellengte ongeveer 5 cm; wanneer het kind geboren wordt na een zwangerschapsduur van 40 weken is de gemiddelde lengte 50 cm (figuur 7.1).

7.1.3 Gewichtsgroei

In tegenstelling tot de lengtegroei verloopt de gewichtsgroei tijdens de foetale periode niet lineair. Aan het begin van de foetale periode weegt de foetus enkele grammen. Aan het einde van het tweede trimester is het gewicht toegenomen tot 1000 gram, terwijl in het derde trimester de foetus zijn/haar gewicht meer dan verdrievoudigt (figuur 7.2). Het bepalen van de gewichtstoename tijdens de foetale ontwikkeling is minder eenvoudig dan het bepalen van de lengtegroei. Dit kan eigenlijk alleen maar door afgeleide parameters. Er zijn algoritmes ontwikkeld om met behulp van de echografisch bepaalde lengtematen (lengte, buikomvang, hoofdomvang) het gewicht van de foetus te schatten in de praktijk. Ook de uitwendige groei van de uterus (vide infra) wordt als maat voor de gewichtsgroei van de foetus gebruikt.

Figuur 7.2 De zwangerschapsduur is weergegeven in weken na conceptie. Lengte- en gewichtstoename tijdens foetale periode. De toename van de lichaamslengte verloopt in tegenstelling tot de gewichtstoename lineair (ontleend aan Visser GHA, Eilers PHC, Elferink-Stinkers PM, Merkus HMWM, Wit JM. New Dutch reference curves for birth weight by gestational age. Early Human Development 2009;85:737-744 en Heineman MJ, Bleker OP, Evers JLH, Heintz APM (red.). Obstetrie en Gynaecologie. De voortplanting van de mens. Vijfde druk. Maarssen, Elsevier, 2007).

7.1.4 Uitwendige groei van de uterus

Met behulp van palpatie (betasting) van de buik van de moeder kan de groei van de uterus worden bepaald. De lengte van de afstand van de fundus (bovenste deel) van de uterus tot aan het os pubis (schaambeen) is een maat voor de groei van de foetus (figuur 7.3). Deze maat is echter minder betrouwbaar, omdat in deze maat niet alleen de grootte van de foetus, maar ook de hoeveelheid vruchtwater wordt meegenomen. Indien er een afwijkende hoeveelheid vruchtwater is, kan de grootte van de foetus onder- of overschat worden.

Figuur 7.3 Groei van de uterus tijdens zwangerschap. De hoogte van de fundus van de uterus in de buik kan door middel van palpatie worden bepaald. De hoogte voor de verschillende zwangerschapsmaanden is aangegeven (ontleend aan Martini FH. Fundamentals of Anatomy & Physiology. Achtste druk. San Francisco CA, Pearson Benjamin Cummings, 2009).

7.1.5 Lichaamsverhoudingen tijdens de foetale periode

Aan het begin van de foetale periode is het hoofd in vergelijking met de rest van het lichaam groot. Tijdens de verdere foetale groei veranderen de lichaamsverhoudingen geleidelijk. De grootte van het hoofd neemt af in verhouding tot de grootte van romp en ledematen (figuur 7.4).

Figuur 7.4 Lichaamsverhoudingen tijdens foetale groei. De verhouding van de grootte van het hoofd tot de grootte van de rest van het lichaam verandert naarmate de zwangerschap vordert.

7.1.6 Energiebehoefte van de foetus

De energiebehoefte van de foetus is in de eerste twee trimesters beperkt: 10 kcal/kg/dag (figuur 7.5). De energiebehoefte verandert in het derde trimester. Vanwege de flinke gewichtstoename van de foetus neemt de energiebehoefte toe. In de 34e week is de energiebehoefte gestegen naar 45 kcal/kg/dag. Vanwege de vermindering van de functie van de placenta aan het einde van de foetale periode zal de energievoorziening van de foetus afnemen.

Figuur 7.5 De zwangerschapsduur is weergegeven in weken na conceptie. Energiebehoefte tijdens foetale groei (ontleend aan Heineman MJ, Bleker OP, Evers JLH, Heintz APM (red). Obstetrie en Gynaecologie. De voortplanting van de mens. Vijfde druk. Maarssen, Elsevier, 2007).

7.1.7 Lichaamssamenstelling

Gedurende de eerste twee trimesters bestaat het embryo en later de foetus voornamelijk uit water (± 90%) en eiwit (10%). Pas vanaf het begin van het derde trimester begint de foetus met het stapelen van vet (figuur 7.6). Het percentage vet neemt toe naarmate de zwangerschap vordert. Dat gaat gepaard met een percentuele vermindering van het watercompartiment. Aan het einde van de foetale periode omvat het vetcompartiment 10%.

Figuur 7.6 De zwangerschapsduur is weergegeven in weken na conceptie. Energiebehoefte tijdens foetale groei (ontleend aan Heineman MJ, Bleker OP, Evers JLH, Heintz APM (red). Obstetrie en Gynaecologie. De voortplanting van de mens. Vijfde druk. Maarssen, Elsevier, 2007).