Vrijwel alle organen groeien in de puberteitsperiode sterk mee. Een uitzondering is de hersenen, die vanaf de geboorte exponentieel zijn gegroeid en die nog slechts 1-2% groei hebben (figuur 15.1).
In de puberteitsgroei is er ook een karakteristieke verandering in de lichaamsverhoudingen. In de eerste fase zijn het vooral de armen en benen (lange pijpbeenderen) die langer worden, pas later is de groeispurt van de romp (wervelkolom). Ook de voeten hebben een vroege groeispurt, maar deze zijn ook vrij snel uitgegroeid. De veranderingen in de breedte van schouder en bekken ontstaan pas weer later in de groei. Bij de grootte van de schedel is slechts een geringe toename te constateren, wel neemt de dikte ervan toe. Vrij geleidelijk vinden ook veranderingen plaats in de verhouding van de beenderen in het hoofd. De onderkaak heeft de grootste groeispurt, daarna de bovenkaak, neus en jukbeenderen. Het profiel van het gelaat wordt sterker in de laatste stadia.
15.5.1 Fysiologische veranderingen
Het lichaamsgewicht neemt vlak voor en tijdens de puberteit sterk toe, het wordt zelfs verdubbeld. In tegenstelling tot de lengte blijft het gewicht na de puberteit, in de volwassenheid, nog toenemen. In de prepuberteit neemt bij jongens en meisjes de vetafzetting toe. Deze toename neemt daarna weer af, waarna in de puberteit de gewichtstoename voornamelijk het gevolg is van de groei van de vetvrije massa. Jongens kunnen in de periode van maximale groei zelfs vet verliezen. Bij meisjes neemt echter aan het einde van de puberteit de vetmassa weer duidelijk toe. Voor de puberteit zijn de verhoudingen van vetvrije en vetmassa voor beide geslachten ongeveer gelijk. Daarna echter hebben de jongens ongeveer 40% meer vetvrije massa dan meisjes. De hoeveelheid spierweefsel bedraagt dan bij de jongens ± 50% van het totale lichaamsgewicht; bij meisjes is dat ± 40%.
De groei van het hart is voornamelijk een gevolg van een toename van de grootte van de spiercellen en niet van het aantal cellen. Er is een snelle verandering van de bloeddruk tot volwassen waarden. De hartfrequentie daalt, waarbij de daling bij jongens iets groter is dan bij meisjes: bij volwassen vrouwen is de hartfrequentie ± 10% hoger dan bij mannen.
Ondanks het feit dat bij jongens de toename van het totale bloedvolume groter is dan bij meisjes, is er in het bloed bij de jongens ook nog een stijging van het aantal rode bloedlichaampjes per volume eenheid, waarschijnlijk ten gevolge van testosteron.
De functie van de longen neemt in de puberteit aanzienlijk toe en met name bij jongens meer dan men op grond van de toename van de lichaamsgrootte, de schouder en thoraxbreedte zou verwachten. De totale longcapaciteit neemt toe van 3 liter naar respectievelijk 6 liter bij mannen en 4 liter bij vrouwen.
In de adolescentie worden de spieren niet alleen groter, maar ook sterker. De groeispurt van de spieren is vlak na de maximale groeisnelheid, pas in de periode daarna volgt de toename in de sterkte van de spieren. De toename van de hoeveelheid spierweefsel is bij jongens groter dan bij meisjes, evenals de trainbaarheid van het spierweefsel in kracht. Waarschijnlijk staan de veranderingen in het spiermetabolisme onder invloed van testosteron. Dit zou het verschil in spiersterkte kunnen verklaren dat verondersteld wordt te bestaan tussen mannen en vrouwen met een gelijke spiermassa.