Schrijf de woorden op de post-its die je van je juf of meester hebt gekregen. Plak de post-its vervolgens op de juiste plek op het bord voor in de klas.
Op het bord staan twee woorden: negatief en postief. Als het woord wat je op hebt geschreven iets negatiefs is, plak je het onder 'negatief'. Als het worod wat je op hebt geschreven iets positiefs is, plak je het onder 'positief'.
Je juf of meester bespreekt de woorden die opgeschreven zijn als alle groepjes dit gedaan hebben.