Oefenen met wat opgaven

Opgave 1.

Reken om en geef het antwoord in de wetenschappelijke notatie:

a] 1,0x103 mg = …… g

b] 2,0x106 kg = …… g

c] 2,0x103 L = ……..mL

d] 0,200 mol = …..mmol

 

 

Opgave 2.

Reken om en geef je antwoord in de wetenschappelijke notatie:

a] 2,0x10-4 mg = …. g

b] 3,0x105 cm3 = …. m3

c] 2,0x10-4 L = …. cm3

d] 2,5 m3 = ... L

 

 

Opgave 3.

Reken om en geef je antwoord in de wetenschappelijke notatie:

a] 5,0 m3 = …. mL

b] 2,5x10-3 m3 = …mL

c] 8,0x109 L = …. m3

d] 5,0x106 cm3 = …. L

 

 

Opgave 4.

a] Bereken hoeveel gram glucose in 200 mL van een oplossing van 3,5 mg/L glucose voorkomt.

b] Lucht bevat 21 volume% zuurstof. Bereken hoeveel L zuurstof in een ruimte van 400 m3 voorkomt.

c] Bereken de concentratie in mol/L als 30 mmol van een stof wordt opgelost in 3,0 m3 water.