Gebruik binas tabel 2.
Bij milli staat daar bijvoorbeeld 10-3, dus 2,0 mg = 2,0•10-3 g.
Bij volumes wordt zowel L (liter) als m3 als eenheid gebruikt.
Hiervoor gelden de volgende regels: 1 L = 1 dm3 ; 1 mL = 1 cm3 ; 1,000 m3 = 1000 dm3 = 1000 L ; 1,000 dm3 = 1,000 L = 1000 mL = 1000 cm3
Je begint significante cijfers te tellen bij het eerste cijfer dat geen 0 is.
0,021 gram heeft 2 significante cijfers, 21,00 gram heeft 4 significante cijfer.
Vermenigvulidigen/delen: geef het antwoord in het kleinste significante cijfers van de getallen die je hebt gebruikt. Bij optellen/aftrekken: geef het antwoord met het kleinste aantal decimalen (getallen achter de komma) van de getallen die je hebt gebruikt.
Telwaarden tellen niet mee voor de significantie, als je bijvoorbeeld 3 tabletten onderzoekt, is 3 een telwaarde. Bij pH/pOH waarden tellen alleen de cijfers achter de komma mee als significante cijfers.