17.1 Kindersterfte

De Wereldgezondheidsorganisatie (WHO) houdt statistieken bij over gezondheidsproblemen in de hele wereld, ook specifiek voor kinderen. Het in kaart brengen van kindersterfte is hierbij een belangrijk doel. 

In landen met hoge inkomens, zoals hier in West-Europa, is ongeveer 1% van alle sterfgevallen kind (0-14 jaar). In landen met lage inkomens betreft 36% van alle sterfgevallen een kind. Er heerst grote ongelijkheid in gezondheid van kinderen en toegang tot zorg wereldwijd. De levensverwachting van een pasgeboren kind varieert tussen een jaar of 53 in de armste Afrikaanse landen tot zo’n 90 jaar in de rijkste geïndustrialiseerde landen, zie figuur 17.1. In deze figuur zijn de verschillen in levensverwachting wereldwijd weergegeven volgens de Wereldgezondheidsorganisatie. Met name de eerste vijf jaar van het leven zijn kritiek; in deze periode zijn kinderen het meest kwetsbaar voor bijvoorbeeld dodelijke infectieziekten. Ook het veilig doorstaan van de geboorte en de eerste levensmaand is van kritisch belang. Hierdoor stijgt de levensverwachting van een kind geboren in een land met veel kindersterfte sterk wanneer hij of zij vijf jaar oud is; de gevaarlijkste tijd is dan immers al met succes doorstaan.

 

Figuur 17.1 Verschillen in levensverwachtingen wereldwijd (2019) (ontleend aan WHO, 2021)

Een overzicht van de oorzaken van kindersterfte onder de vijf jaar wereldwijd is te zien in figuur 17.2. Deze figuur is gemaakt met cijfers van de WHO uit 2018. Zoals te zien vindt kindersterfte voor een groot deel (47%) plaats in de neonatale periode, de eerste 28 levensdagen. Een groot deel hiervan is te wijten aan gevaarlijke situaties rondom de geboorte zelf. Het belang van goede verloskundige zorg wordt door deze gegevens onderstreept.

Figuur 17.2 Oorzaken van kindersterfte wereldwijd (ontleend aan WHO).