Opgave 1.
a] Het atoomnummer van broom is 35, dus 35 protonen. Het heeft geen lading dus ook 35 elektronen. Er zijn 81-35=46 neutronen.
b] Br-79 heeft 79-35 = 44 neutronen, Br-79 heeft dus neutronen minder dan Br-81.
c] De massa van 79,90 ligt dichter bij 79 dan bij 81, dus zijn er meer Br-79 atomen. (We gaan er dan wel vanuit dat er alleen broomatomen met een massa van 79 en 81 in de natuur voorkomen, dat klopt volgens binas 25A.)
Opgave 2.
a] Het atoomnummer van Na is 11, dus 11 protonen. Omdat een atoom geen lading heeft, zijn er ook 11 elektronen. Er zijn 23-11=12 neutronen.
b] In de K-schil kunnen maximaal 2 elektronen en in de L schil maximaal 8. De 11 elektronen verdeel je dan zo: 2 in de K-schil, 8 in de L-schil en 1 in de M-schil.
c] In Na+ zijn er 10 elektronen, dan heb je 11+ van de 11 protonen en 10- van de 10 elektronen, dan kom je op een totale lading van 1+.
Opgave 3.
a] Beide kernen hebben 7 protonen omdat het atoomnummer van stikstof 7 is. N-14 heeft 14-7 = 7 neutronen en N-15 heeft 15-7=8 neutronen.
b] De formule is N2. Twee keer N-14 levert een molecuulmassa van 28 u, N-14 + N-15 een molecuulmassa van 29 u en twee keer N-15 een molecuulmassa van 30 u.
c] De gemiddelde atoommassa van N is 14,01. Er zijn dus veel meer N-14 dan N-15 atomen, de meest voorkomende molecuulmassa is dus 28 u.
Opgave 4.
a] 8 protonen en 10 elektronen.
b] 48 protonen en 50 elektronen.
c] 11 protonen en 10 elektronen.