Oefenen met wat vragen

Opdracht 1.

Leg steeds uit welke scheidingsmethode wordt gebruikt.

a] Ă–sil voegt wasbenzine toe aan een mengsel van de vaste stoffen calciumcarbonaat en jood. Hij schudt en filtreert het mengsel. Het residu is calciumcarbonaat.

b] Een mengsel van benzine en kerosine kun je verhitten, dit moet je doen in een afgesloten kolf. Anders gaan de stoffen met zuurstof reageren, dus verbranden. Diesel heeft een lager kooktraject dan kerosine, daardoor kookt dit eerder en als je de damp laat condenseren krijg je weer vloeibare diesel.

c] Als je een ei meekookt met spinazie, wordt het ei groen. Zo kun je ook paaseieren maken.

d] Als je wasbenzine en water mengt en schudt, ontstaat een emulsie. Als je het een tijdje laat staan drijft de wasbenzine op het water.

e] Sheila perst blaadjes van een eik fijn en maakt met deze prut een stip op papier. Ze zet het papier in een bekerglas met daarin een mengsel van water en ethanol. Na een uur ziet ze dat er drie groene stippen zijn ontstaan.

f] Bij het koken van rode kool houd je rood water over en gekookte rode kool.

 

 

Opdracht 2.

Morris destilleeert een mengsel van ethanal (CH3CHO, zie hiernaastAceetaldehyde - Wikipedia) en propaan-1-ol. Leg uit welke stof het destillaat is.

 

 

Opdracht 3.

Leg uit hoe je een mengsel van ammoniakgas en waterstofgas kunt scheiden.