Paragraaf 2.1: Leven in de Griekse stadstaat
•Wat zijn de drie stappen om een bronvraag te beantwoorden?
•Wat voor samenleving, periode en in welk tijdvak leefden de klassieke Grieken?
-Noem enkele kenmerken van een polis.
•Hoe kregen Griekse mannen inspraak in het bestuur?
•Waarom was slavernij belangrijk voor de Griekse stadstaat.
•Wat was de positie van vrouwen in de Griekse stadstaat tegenover die van mannen?
•Noem verschillen tussen mannen en vrouwen in de Griekse stadstaat.
Paragraaf 2.2: Politiek in Athene
Noem sociale verschillen binnen de Griekse stadstaat.
Wat was de taak van de volksvergadering?
Hoe kwam er een einde aan de democratie in Athene en wat veranderde er?
Paragraaf 2.3: Religie, wetenschap en filosofie
•Wat zijn de 7 kenmerken van de Griekse mythologie?
•Wat zijn de kenmerken van de goden, waar je ze aan herkent?
•Wat zijn verschillen tussen de mythologische en wetenschappelijke denkwijze uit Griekenland?
•Wat waren twee onderwerpen waar Grieken onderzoek naar deden?
•Wat waren onderwerpen waar filosofen over dachten?
•Wat is het verschil tussen een filosoof en een sofist?
-Wie moest de politieke macht hebben volgens Socrates, wie volgens Plato en wie volgens Aristoteles?
Paragraaf 2.4
•Wat zijn enkele voorbeelden van cultuurkenmerken van andere culturen die de Grieken hebben overgenomen?
•Wat zijn de kenmerken van de Griekse literatuur, bouw- en beeldkunst?
•Via welke twee manieren werd de Griekse cultuur verspreid?
•Waarom weten we wel veel over de Griekse cultuur, maar weinig over andere culturen uit de Oudheid?
Extra stof: