Present simple

 

Wanneer gebruik je de present simple?

De present simple is een tijdsvorm (tegenwoordige tijd) die gebruikt wordt om het volgende aan te geven:

 

Signaalwoorden

De present simple kun je meestal herkennen aan een aantal signaalwoorden. Als je deze signaalwoorden leest in een zin/tekst is er een grote kans dat je de present simple moet gebruiken. Voorbeelden van deze signaalwoorden zijn:

always, never, often, sometimes, usually, on Mondays, during the week, in the weekend.

 

Hoe maak je de present simple

Nu je weet wanneer je de present simple moet gebruiken wil je natuurlijk ook weten hoe je de present simple moet maken. De present simple is het hele werkwoord. Bij he / she / it gebruik je het hele werkwoord + -s­.

I always help the customers.

Ik help de klanten altijd.

She always helps the customers.

Zij helpt de klanten altijd.

The flower grows.

De bloem groeit.

My parents grow potatoes.

Mijn ouders verbouwen aardappelen.

 

Uitzonderingen

  1. Do wordt does
  2. Go wordt goes
  3. Bij een werkwoord dat eindigt op een s-klank krijg je -es in plaats van -s
  4. Bij een werkwoord op -y krijg je -ies
  5. Als -y na een klinker komt, verandert de -y niet
  1. I do the dishes every night.

She does the dishes every night.

     2. I always go to school by bus.

He always goes to school by bus.

     3. I wash my dad's car every Saturday.

He washes his dad's car every Saturday.

         I always watch a film on Saturday night.

She always watches a film on Saturday night.

     4. I study hard every day.

She studies hard every day.

        I always carry her bags.

She always carries my bags.

     5. I play the piano.

Our teacher plays the piano.

        I buy fruit at the market every week.

He buys fruit at the market every week.

Present simple exercise